Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:82

Zaaknummer

15-624/A/A

Inhoudsindicatie

Gedeeltelijk gegronde klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamt door belangrijke afspraken niet schriftelijk vast te leggen. In de gegeven omstandigheden ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 14 maart 2016

in de zaak 15-624/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

  

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 mei 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 december 2015 met kenmerk 4015-0341, door de raad ontvangen op 4 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van verweerder, bijgestaan door een kantoorgenote. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in §1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 15 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klaagster sub 1 bijgestaan in een kort gedingprocedure tot ontruiming van haar woning wegen het aantreffen van een wietplantage. In de opdrachtbevestiging van 9 april 2015 staat, voor zover van belang, het volgende:

“Recentelijk heeft u zich tot mij gewend met het verzoek om u als raadsman bij te staan inzake een door de verhuurder tegen u aangespannen kortgedingprocedure. Een en ander in verband met een aantal aangetroffen weedplanten in uw berging.

Ik heb naar aanleiding van uw standpunt en uw toelichting op de gang van zaken, in uw verzoek bewilligd en ik heb de advocaat van de wederpartij inmiddels uitvoerig telefonisch gesproken. (...)

Volledigheidshalve merk ik op dat de zitting van de rechtbank plaatsvindt op 17 april a.s. te 09.00 uur (...)

Met deze brief deel ik u thans mee dat ik de opdracht aanvaard en in verband daarmee graag het volgende met u overeen kom:

Uitvoering opdracht:

1. De door mij in verband met de opdracht te verrichten werkzaamheden in deze procedure beogen tot resultaat te leiden dat de vordering tot ontruiming zoals de verhuurder beoogt, zal worden afgewezen, dan wel dat er een alternatief bevredigend resultaat zal worden bereikt.

2. Ik zal mij inspannen om dit resultaat te bereiken maar garandeer niet, dat dit resultaat zal kunnen worden bereikt.

3. Ik zal de opdracht persoonlijk uitvoeren. Bij de uitvoering van mijn werkzaamheden zal ik mij alleen door uw belang laten leiden, zulks met inachtneming van de geldende regelgeving (...) Daarbij zal ik handelen op een wijze als van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. (...)

4. Ik zal u op de hoogte houden van ontwikkelingen, voortgang en wijzigingen in de zaak.

Opzeggen van de opdracht

1. U kunt de opdracht steeds opzeggen.

2. Ik kan de overeenkomst niet opzeggen, tenzij ik wegens gewichtige redenen en/of op redelijke gronden niet bereid ben de opdracht volgens uw wensen uit te voeren. (...)

Financiële afspraken

1. Zoals ik heb aangegeven komt u wel in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp, maar heb ik u uitdrukkelijk aangegeven dat ik uw belangen in deze zaak uitsluitend op basis van mijn honorarium wil behartigen. U heeft daarop van uw zijde te kennen gegeven dat u op die basis van mijn dienst gebruik wil maken. (...)”

2.2 Op 15 april 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers en verweerder op het kantoor van verweerder. Tijdens dat gesprek hebben klagers drie schriftelijke stukken aan verweerder overhandigd. Verweerder heeft twee van de drie stukken als producties bij de rechtbank ingediend; het “ persoonlijk verweerschrift” van klaagster sub 1 heeft hij niet ingediend.

2.3 Bij e-mails van 16 april 2015 18.11 uur en 19.37 uur hebben klagers verweerder verzocht de pleitnota aan hen te sturen. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

2.4 Op 17 april 2015 heeft de kort gedingzitting plaatsgevonden. Vlak voor de zitting heeft verweerder de door hem opgestelde pleitnota aan klagers overhandigd. Bij e-mail aan verweerder van 18 april 2015 hebben klagers hun bezwaren geuit over de gang van zaken voorafgaand en tijdens de zitting. Bij e-mail van 22 april 2015 heeft een kantoorgenoot van verweerder in het kader van de interne klachtenafhandeling gereageerd op de verschillende klachten van klagers.

2.5 De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen.

2.6 Bij brief van 8 mei 2015 heeft klaagster sub 1 de opdracht beëindigd en verweerder in gebreke gesteld wegens ernstige tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen alsmede in de uitdrukkelijk tussen klagers en verweerder gemaakte afspraken. Klaagster sub 1 heeft verweerder verzocht het reeds vooruit en ten onrechte betaalde, met rente, aan haar terug te betalen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) onjuiste adviezen heeft gegeven;

b) onbereikbaar was;

c) in strijd met hetgeen was afgesproken de drie “verweerschriften” van klagers niet compleet bij de rechtbank heeft ingediend en daarover niet met klagers heeft gecommuniceerd;

d) in strijd met hetgeen was afgesproken de pleitnota pas vlak voor de zitting aan klagers heeft overhandigd, waardoor overleg daarover niet meer mogelijk was.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat hij aan klagers al voorafgaand aan de zitting uiteen heeft gezet dat het om een kort gedingprocedure ging en dat de uitkomst daarvan geenszins het (definitief) einde van verdere procedures behoeft te betekenen. Na afloop van de zitting heeft verweerder de verschillende scenario’s doorgesproken alsmede de te nemen vervolgstappen. In het gesprek met klagers op het kantoor van verweerder heeft verweerder voorts uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat hij de regie voert en dat hij een afweging maakt over wat wel en niet in de procedure het belang van klaagster sub 1 dient. Ook heeft hij te kennen gegeven dat het niet de bedoeling is dat partijen – buiten hun advocaat om – zelf eigen verweren voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank toezenden. Verweerder heeft twee van de drie schriftelijke stukken – die door klagers per abuis verweerschriften worden genoemd – als producties bij de rechtbank ingediend. Het persoonlijke “verweerschrift” van klaagster sub 1 heeft verweerder niet als productie ingediend, omdat hij de relevante onderdelen daarvan in zijn pleitnota had verwerkt. Verweerder heeft overigens nimmer met klaagster sub 1 afgesproken dat de verweren compleet zouden worden ingediend. Het enige wat verweerder duidelijk heeft gemaakt is dat hij waar het zinvol is gebruik zou maken van de informatie van klaagster sub 1, maar dat hij leidend zal zijn. Wat betreft het toezenden van de pleitnota heeft verweerder met klager sub 2 afgesproken dat indien de pleitnota tijdig gereed zou zijn, hij hem daarvan een exemplaar zou toesturen. De pleitnota was echter pas laat op de avond voor de zitting gereed. Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder klaagster sub 1 een exemplaar van de pleitnota ter hand gesteld. Zij hebben daarover gesproken en verweerder heeft toen geen op- of aanmerkingen over de inhoud daarvan vernomen. Het is voorts apert onjuist dat verweerder zich onbereikbaar heeft gehouden en niet zou hebben willen overleggen. Verweerder heeft uitgebreid overleg gevoerd met klaagster sub 1 over zijn werkwijze en – in aanwezigheid van klager sub 2 – uiteengezet dat in negen van de tien procedures waarbij wietplantages een rol spelen het zeer lastig is een gevorderde ontruiming te voorkomen. Ook heeft verweerder zijn visie en mogelijkheden in dit specifieke geval aan klagers voorgelegd. Verweerder heeft klager sub 2 laten weten dat hij al hetgeen hij in het belang van klaagster sub 1 vond zal verwerken in het pleidooi dan wel als productie zal toezenden aan de voorzieningenrechter, hetgeen ook is gedaan, aldus  verweerder.

5 BEOORDELING

 

Ad klachtonderdeel a)

5.1 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerder onjuiste adviezen te hebben gegeven. Verweerder zou volgens klagers na afloop van de zitting hebben benadrukt dat klagers nog wel een aantal keren zouden moeten terugkomen op een zitting en dat het doorprocederen anderhalf jaar zou kunnen duren.

5.2 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij na afloop van de zitting de verschillende scenario’s en de te nemen vervolgstappen met klagers heeft besproken. Niet valt in te zien dat het bespreken daarvan tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Ook overigens is de raad niet gebleken dat verweerder onjuiste adviezen aan klagers heeft gegeven. Het was immers een procedure waarbij het om een voorlopige voorziening ging waartegen nog hoger beroep open stond dan wel waarop aansluitend nog een bodemprocedure gevoerd zou kunnen worden. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Klagers verwijten verweerder in dit klachtonderdeel onbereikbaar te zijn geweest. Klagers hebben dit echter niet nader toegelicht. Het dossier biedt hier ook geen aanknopingspunten voor. Uit het dossier blijkt juist dat er drie dagen voor de zitting een telefoongesprek heeft plaatsgevonden met verweerder en dat twee dagen voor de zitting nog een gesprek heeft plaatsgevonden tussen klagers en verweerder op het kantoor van verweerder. Dat verweerder niet heeft gereageerd op de e-mails van klagers van 16 april 2015 maakt het voorgaande niet anders, nu verweerder onbetwist heeft gesteld dat hij die e-mails pas de volgende ochtend – de ochtend van de zitting – heeft gezien. Ook klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdelen c) en d)

5.4 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt over het indienen van stukken en het voorafgaand aan de zitting toesturen van de pleitnota door verweerder aan klagers.

5.5 De raad stelt bij de beoordeling voorop dat een advocaat gehouden is een aan hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te liggen.

5.6 De raad stelt vast dat niet in geschil is dat verweerder slechts twee van de drie schriftelijke stukken van klagers bij de rechtbank heeft ingediend. Evenmin is in geschil dat verweerder de door hem opgestelde pleitnota pas op de ochtend van de zitting aan klagers heeft overhandigd. Partijen verschillen van mening over de afspraken die hieromtrent zijn gemaakt. Volgens klagers is tijdens het gesprek op 15 april 2015 afgesproken dat verweerder de drie schriftelijke stukken compleet bij de rechtbank zou indienen en dat hij de pleitnota tijdig aan klagers zou toesturen. Verweerder daarentegen stelt dat nimmer is afgesproken dat de drie schriftelijke stukken compleet zouden worden ingediend. Volgens verweerder heeft hij aan klagers uitgelegd dat hij maar twee van de drie schriftelijke stukken bij de rechtbank zou indienen en is afgesproken dat hij de pleitnota alleen voorafgaand aan de zitting aan klagers zou toesturen als die op tijd gereed zou zijn, hetgeen uiteindelijk niet het geval was. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij de tijdens het gesprek op 15 april 2015 gemaakte afspraken niet schriftelijk heeft vastgelegd. Dit had wel op de weg gelegen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat. Zeker nu dat een voor de (wijze van) behandeling van de zaak belangrijke afspraak was. De raad kan dan ook niet vaststellen welke afspraken er tussen partijen zijn gemaakt. Die onduidelijkheid dient voor rekening en risico van verweerder te komen. Dit betekent dat klachtonderdelen c) en d) als zodanig gegrond zijn.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamt door belangrijke afspraken niet schriftelijk vast te leggen. Dit valt hem aan te rekenen. Dit is echter gebeurd in de hectiek van een kort geding, waarbij verweerder ook nog kort voor de zitting werd geconfronteerd met producties van de wederpartij. Nu (de kantoorgenote van) verweerder, zij het achteraf, schriftelijk uitleg heeft gegeven over de wijze van  handelen van verweerder naar aanleiding van vragen van  klager sub 2, ziet de raad aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1. Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart c) en d) gegrond;

- verklaart a) en b) ongegrond;

- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klagers.

 

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel en C.C. Oberman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2016.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2016 verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de afgewezen klachtonderdelen a) en b) hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen c) en d)  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam       

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Indien hoger beroep wordt ingesteld, moet dit binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing gebeuren door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl