Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:65

Zaaknummer

15-592/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verwijten dat: a) verweerder zich gedurende een aantal jaren in verschillende tegen klager sub 1 gevoerde procedures ten onrechte heeft uitgegeven als advocaat van de persoonlijke holding van klager sub 2 en van E. Holding B.V., en b): dat verweerder in de procedures onjuiste, tegenstrijdige stellingen heeft geponeerd die afkomstig zouden zijn van klager sub 2 en diens echtgenote over het ondertekenen van een overeenkomst door klager sub 1, welke stellingen verweerder niet op voorhand geverifieerd heeft bij klager sub 2. De raad oordeelt dat de Advocatenwet niet een klachtrecht in het leven heeft geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Aangezien verweerder niet alleen klager sub 2 vertegenwoordigd heeft in de procedures tegen klager sub 1, maar tevens optrad namens de medebestuurder van E. Holding B.V. zou verweerder ook als hij klager sub 2 niet vertegenwoordigd zou hebben nog steeds namens die medebestuurder de procedure gevoerd hebben. De positie van klager sub 1 zou in dat geval dezelfde zijn geweest en klager sub 1 is derhalve niet rechtstreeks in zijn belang getroffen door het gestelde klachtwaardige handelen van verweerder. Hem komt derhalve niet het klachtrecht toe en hij is niet-ontvankelijk in zijn klacht. Met betrekking tot klager sub 2 overweegt de raad dat vaststaat dat klager sub 2 zijn medebestuurder gemachtigd heeft om mede namens hem op te treden in procedures tegen klager sub 1, althans tegen diens onderneming. In de machtiging is geen beperking opgenomen ter zake van duur, te voeren procedures of anderszins. Aannemelijk is dat klager sub 2 op de hoogte is geweest van procedures gelet op de onbetwiste stelling van verweerder dat aan het adres van klager sub 2 verschillende dagvaardingen en beslissingen betekend zijn. Verweerder mocht er derhalve van uitgaan dat de heer G klager sub 2 vertegenwoordigde op basis van de verstrekte machtiging. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond. Klachtonderdeel b) is eveneens ongegrond, nu uit de bij de feiten opgenomen citaten niet blijkt dat verweerder tegenstrijdige stellingen heeft geponeerd, zodat er voor hem ook geen aanleiding is geweest om rechtstreeks contact op te nemen met klager sub 2.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 21 maart 2016

in de zaak 15-592/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

1.

2.

klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 24 juni 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 november 2015 met kenmerk K175 2015, door de raad ontvangen op 26 november 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het dossier zoals de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag dit gestuurd heeft naar de raad.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager sub 2 is bestuurder van E. Holding B.V.

2.2    Verweerder is als advocaat van E. Holding B.V. in diverse procedures opgetreden tegen klager sub 1, althans diens persoonlijke holding en zijn echtgenote.

2.3    De heer G is medebestuurder van E. Holding B.V.

2.4    Op 28 januari 2009 heeft klager sub 2 in zijn hoedanigheid van bestuurder van de besloten vennootschap E. Holding B.V. de heer G gemachtigd namens voornoemde besloten vennootschap in rechte op te treden in kwesties die spelen of zullen spelen tussen voornoemde vennootschap en klager sub 1 of diens holding, met name, maar niet beperkt tot, het kort geding dat op 10 februari 2009 zou dienen voor de voorzieningenrechter te Lelystad.

2.5    Verweerder heeft in zijn pleitaantekeningen voor het kort geding, van 10 februari 2009, geschreven:

"De overeenkomst is getekend terwijl daar drie partijen bij aanwezig waren, t.w. de ondertekenaars. De vrouw van [klager sub 2] was ook aanwezig, maar het is mij niet duidelijk of zij ook daadwerkelijk heeft gezien dat er handtekeningen werd gezet (zij was op dat moment bezig met schoonmaakwerkzaamheden in het bedrijfspand)."

2.6    In een door verweerder opgestelde dagvaarding van 13 maart 2009 is onder meer opgenomen:

"Gedaagde heeft de overeenkomst getekend in het bijzijn van de heren [G en klager sub 2]. De echtgenote van [klager sub 2] heeft ook gezien dat [klager sub 1] de overeenkomst heeft ondertekend. De overgelegde managementovereenkomst is volgens eiseres wel degelijk door [klager sub 1] ondertekend."

2.7    In de pleitaantekeningen voor een kort geding van 23 maart 2009 heeft verweerder onder meer geschreven:

"De overeenkomst is getekend terwijl daar drie partijen bij aanwezig waren, t.w. de ondertekenaars. De vrouw van [klager sub 2] was ook aanwezig en zij heeft gezien dat partijen het contract hebben getekend."

2.8    In één van de tussen de holding en klager sub 1 gevoerde procedures heeft verweerder in de memorie van grieven van 9 april 2013 opgenomen:

"([klager sub 1] ontkent dat hij de managementovereenkomst heeft ondertekend, hoewel hij de overeenkomst heeft ondertekend in het bijzijn van de heren G en klager sub 2, bestuurders van I c.s., alsmede in bijzijn van [de echtgenote van klager sub 2], echtgenote van klager sub 2."

2.9    In een procedure bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verweerder zich ter rolle van 25 november 2014 met betrekking tot de klager sub 2 als diens advocaat onttrokken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder zich gedurende een aantal jaren in verschillende tegen klager sub 1 gevoerde procedures ten onrechte heeft uitgegeven als advocaat van de persoonlijke holding van klager sub 2 en van E. Holding B.V.,

b)    verweerder in de procedures onjuiste, tegenstrijdige stellingen heeft geponeerd die afkomstig zouden zijn van klager sub 2 en diens echtgenote over het ondertekenen van een overeenkomst door klager sub 1, welke stellingen verweerder niet op voorhand geverifieerd heeft bij klager sub 2.

4    VERWEER

4.1    Klager sub 1 heeft geen eigen belang bij de klacht. Hij dient niet-ontvankelijk verklaard te worden.

4.2    Verweerder heeft op basis van een door klager sub 2 aan diens medebestuurder gegeven machtiging mede namens klager sub 2 in de diverse procedures opgetreden. Klager sub 2 moet op de hoogte zijn geweest van deze procedures aangezien regelmatig dagvaardingen  en beslissingen in de diverse procedures aan zijn adres werden betekend.

4.3    Verweerder mocht ervan uitgaan dat de heer G mede namens klager sub 2 handelde. Daarenboven heeft verweerder klager sub 2 persoonlijk nog in een tweetal procedures bijgestaan.

4.4    Verweerder heeft in de processtukken geen tegenstrijdige stellingen  ingenomen. De stellingen komen er in alle gevallen op neer dat de echtgenote van klager sub 2 aanwezig was in de ruimte waar getekend werd. Irrelevant is wat zij op dat moment feitelijk deed, schoonmaken of niet.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ontvankelijkheid

5.2    De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden.

5.3    Aangezien verweerder niet alleen klager sub 2 vertegenwoordigd heeft in de procedures tegen klager sub 1, maar tevens optrad namens de medebestuurder van E. Holding B.V. zou verweerder ook als hij klager sub 2 niet vertegenwoordigd zou hebben nog steeds namens die medebestuurder de procedure gevoerd hebben. De positie van klager sub 1 zou in dat geval dezelfde zijn geweest en klager sub 1 is derhalve niet rechtstreeks in zijn belang getroffen door het gestelde klachtwaardige handelen van verweerder. Hem komt derhalve niet het klachtrecht toe.

5.4    Klager sub 1 is niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Inhoudelijke behandeling

5.5    Vaststaat dat klager sub 2 zijn medebestuurder gemachtigd heeft om mede namens hem op te treden in procedures tegen klager sub 1, althans tegen diens onderneming. In de machtiging is geen beperking opgenomen ter zake van duur, te voeren procedures of anderszins.

5.6    Aannemelijk is dat klager sub 2 op de hoogte is geweest van procedures gelet op de onbetwiste stelling van verweerder dat aan het adres van klager sub 2 verschillende dagvaardingen en beslissingen betekend zijn.

5.7    Verweerder mocht er derhalve van uitgaan dat de heer G klager sub 2 vertegenwoordigde op basis van de verstrekte machtiging.

5.8    Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.9    Uit de hiervoor bij de feiten opgenomen citaten blijkt niet dat verweerder tegenstrijdige stellingen heeft geponeerd, zodat er voor hem ook geen aanleiding is geweest om rechtstreeks contact op te nemen met klager sub 2.

5.10    Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2016.

Griffier        Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 22 maart 2016 verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-    het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-    klagers

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus bezorgd kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl