Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:89

Zaaknummer

16-229/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Een advocaat kan niet worden verplicht een zaak aan te nemen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 4 april 2016

in de zaak 16-229/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 10 maart 2016 met kenmerk 4014-0425, door de raad ontvangen op 11 maart 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft daarnaast kennisgenomen van een brief met bijlagen van klager van 12 maart 2016, waaruit blijkt dat een klacht die in 2014 aan de orde was niet aan de raad is doorgeleid.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Het kantoor van verweerder kent een speciaal project voor herzieningszaken.

1.2 Klager heeft in november 2012 het kantoor van verweerder benaderd met het verzoek hem bij te staan in een herzieningsprocedure. Het kantoor van verweerder heeft om (aanvullende) stukken verzocht. Klager heeft die stukken niet ter beschikking gesteld.

1.3 In mei 2014 heeft klager het kantoor van verweerder opnieuw verzocht hem bij te staan in (onder meer) een herzieningsprocedure. Klager heeft zijn verzoek met stukken – waaronder een vonnis en arresten van het Hof en de Hoge Raad – onderbouwd.

1.4 Een e-mail van 26 mei 2014 van een researcher van het kantoor van verweerder aan klager luidt – voor zover relevant – als volgt:

“In het kort is het zo dat een verzoek tot herziening (…) pas kan worden ingediend op het moment dat aangetoond kan worden dat er sprake is van een nieuw gegeven (novum) of een geslaagde klacht bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (…).

Nieuwe feiten (nova) zijn gegevens die de rechter tijdens de behandeling van de zaak niet bekend waren. Bovendien is vereist dat een nieuw feit dusdanig essentieel is, dat geen veroordeling zou hebben gevolgd, indien de eerdere rechter dit feit zou hebben betrokken bij de uitspraak. Met andere woorden, door het nieuwe feit moet ‘het ernstige vermoeden ontstaan’ dat er bij bekendheid daarvan een andere uitspraak zou zijn gevolgd. Deze eisen zijn heel strikt en in veel zaken is het niet makkelijk om het bestaan van dergelijke nieuwe feiten aan te tonen.

U geeft aan dat u ten onrechte bent veroordeeld voor een diefstal. In uw e-mail heeft u echter niet aangegeven waarom u ten onrechte bent veroordeeld voor diefstal. Het gegeven dat de bewijslast niet deugt en dat u het delict thans ontkent, zal helaas niet aan het hoge novum-criterium voldoen dat de Hoge Raad hanteert.

Indien u van mening bent dat er in uw zaak wel sprake is van een nieuwe omstandigheid die zich heeft voorgedaan nadat de rechter uitspraak heeft gedaan in uw zaak, dan verneem ik dat graag van u, zodat wij aan de hand daarvan nogmaals kunnen afwegen of wij uw zaak voor herziening in behandeling kunnen nemen.”

1.5 Klager heeft in een e-mail van 5 augustus 2014 opnieuw zijn verhaal gedaan bij het kantoor van verweerder. Klager heeft met die e-mail geen (aanvullende) stukken meegestuurd. Bij e-mail van 8 augustus 2014 heeft opnieuw een researcher van het kantoor van verweerder klager geantwoord dat het herzieningenproject vol zit en dat het verzoek van klager niet in behandeling zal worden genomen.

1.6 Bij brieven van 29 december 2015, 8 en 20 januari 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij weigert klager bij te staan in een verzoek tot herziening van zijn strafzaak uit 1996.

3 VERWEER

3.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en voert daartoe, samengevat, het volgende aan.

3.2 Een verzoek tot rechtsbijstand in een herzieningszaak wordt door het kantoor van verweerder pas in behandeling genomen als naar het oordeel van de wetenschappelijke afdeling van het kantoor wordt voldaan aan de in artikel 457 Wetboek van Strafvordering gestelde criteria. De door klager ter beschikking gestelde stukken en berichten boden geen aanknopingspunt waaruit een novum zou kunnen voortkomen. Het kantoor van verweerder heeft klager daarop laten weten dat klager zijn ontkenning van het delict en klager zijn conclusie dat de bewijslast niet deugde, onvoldoende grond vormde voor een start van een onderzoek naar een gerechtelijke dwaling.

4 BEOORDELING

4.1 Klager verwijt verweerder zijn zaak niet te willen behandelen. De voorzitter overweegt in dat verband dat een advocaat niet kan worden verplicht een zaak aan te nemen. Het staat hem vrij om te besluiten een zaak niet aan te nemen, indien hij geen aanknopingspunten ziet om de zaak met succes aan te pakken. Dit geldt eveneens indien een advocaat pas nadat hij stukken heeft bestudeerd tot de conclusie komt geen juridische mogelijkheden te zien in de aan hem voorgelegde zaak. Indien een advocaat in een zaak geen juridische mogelijkheden ziet, is hij – met het oog op de zorg die hij als advocaat dient te betrachten – gehouden hierover duidelijkheid te verschaffen aan de rechtzoekende.

4.2 Een researcher van het kantoor van verweerder heeft klager – in een e-mail van 26 mei 2014 (vergelijk hiervoor onder 1.4) – in duidelijke bewoordingen voorgehouden dat in zijn zaak niet aan het novum-criterium was voldaan. Blijkens diezelfde e-mail is de zaak daarom niet aangenomen. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken.

4.3 Dat de researcher in de e-mail van 26 mei 2014 de mogelijkheid open heeft gelaten om aan te tonen dat er wel sprake zou zijn van een ‘nieuwe omstandigheid’ doet aan het voorgaande niet af, al was het alleen maar omdat het op dat moment wegens ‘het vol zitten’ van het project feitelijk onmogelijk was om een zaak in te nemen. Overigens is ook niet gebleken dat het verzoek van klager van 5 augustus 2014 (inhoudelijk) verschilde van zijn verzoek van mei 2014.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 4 april 2016.

 

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl