Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:88

Zaaknummer

16-169/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht advocaat wederpartij. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop en deels kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 5 april 2016

in de zaak 16-169/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 februari 2016 met kenmerk 4015-0762, door de raad ontvangen op 26 februari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Coöperatief Recreatiepark “West Friesland” (hierna: de coöperatie) exploiteert een recreatiepark (hierna: het recreatiepark). De coöperatie is voor rechtsbijstand verzekerd bij Arag Rechtsbijstand (hierna: Arag). Verweerder is advocaat bij Arag en treedt in die hoedanigheid regelmatig op voor de coöperatie.

1.2 Artikel 2.1 van de polisvoorwaarden van Arag bepaalt dat zowel de verzekeringnemer als de medeverzekerden – te weten werknemers en bestuurders van de verzekeringnemer – in bepaalde gevallen aanspraak kunnen maken op rechtsbijstand. Artikel 2.2. van de polisvoorwaarden bepaalt dat geen beroep op de rechtsbijstandverzekering kan worden gedaan als er een geschil tussen de verzekeringnemers ontstaat.

1.3 Klagers zijn, als eigenaren van vier kavels op het recreatiepark van de coöperatie, lid van de coöperatie. Tussen klagers en de coöperatie zijn verschillende procedures gevoerd over de door klagers verschuldigde parklasten. Verweerder is – vanaf 2008 – in een aantal van die procedures voor de coöperatie opgetreden.

1.4 Bij brieven van 9 oktober, 4 en 27 november en 15 december 2015 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling door op te treden voor het bestuur van de coöperatie tegen de bewoners van het recreatiepark, terwijl de bewoners middels de parkbijdrage de kosten daarvoor moeten betalen;

b) hij optreedt voor bestuursleden van het recreatiepark in privé;

c) hij niet optreedt tegen de omstandigheid dat de financiën van het recreatiepark niet door een onafhankelijke accountant worden beheerd en hij overigens niet optreedt tegen andere misstanden op het recreatiepark;

d) hij – zonder toestemming van de bewoners van het recreatiepark – een penningmeester van de coöperatie heeft bijgestaan in een procedure die ertoe heeft geleid dat de penningmeester in weerwil van de geldende regels het gehele jaar door op het recreatiepark kan verblijven;

e) hij niet reageert op verzoeken van de advocaat van klagers;

f) hij bewoners van het recreatiepark onheus bejegent.

2.2 Klagers stellen ter toelichting op klachtonderdeel c) dat verweerder van verschillende misstanden – waaronder misstanden binnen (de samenstelling van) het bestuur – op de hoogte is maar dat hij erover zwijgt en er niet tegen optreedt.

2.3 Klagers stellen ter toelichting op klachtonderdeel e) dat verweerder weigert om zijn medewerking te verlenen aan een door de advocaat van klagers ingediend verzoek om de administratie van het boekhoudkantoor boven water te krijgen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en voert daartoe het volgende aan.

3.2 Het is verweerder – op basis van de polisvoorwaarden – toegestaan om de coöperatie bij te staan in geschillen tussen de coöperatie en haar leden. Klager heeft overigens voor het eerst geklaagd bij brief van 9 oktober 2015 over verweerder in zijn positie als advocaat van de coöperatie terwijl verweerder al sinds 5 maart 2008 voor de coöperatie optreedt in het geschil met klager.

3.3 Verweerder is nooit opgetreden voor de penningmeester of voor bestuursleden van de coöperatie in privé. Verweerder is niet bekend met de door klagers gestelde financiële omstandigheden of met overige misstanden. Verweerder is pas gehouden op te treden namens de coöperatie wanneer de coöperatie een geschil bij Arag aanmeldt, aldus – steeds – verweerder.

3.4 Verweerder heeft de klacht ook voor het overige gemotiveerd bestreden. Op het verweer wordt hierna waar nodig ingegaan.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1 Verweerder voert als meest verstrekkend verweer dat klagers aan de late kant zijn met hun klacht over belangenverstrengeling.

4.2 Ingevolge artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.3 De voorzitter overweegt dat de termijn uit artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet is gaan lopen in maart 2008; het moment waarop verweerder voor het eerst namens de coöperatie tegen klagers is opgetreden. Klagers waren vanaf dat moment bekend met de door hen gestelde belangenverstrengeling van verweerder, althans zij hadden daarmee redelijkerwijs bekend kunnen zijn. Door pas in oktober 2015 een klacht in te dienen, hebben klagers de in artikel 46g, lid 1 onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Klagers zijn mitsdien kennelijk niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a).

4.4 De voorzitter overweegt – in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Discipline, bijvoorbeeld de beslissing van het Hof van Discipline van 28 januari 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:94) – ten overvloede dat het feit dat klagers lid zijn van de coöperatie waarvoor verweerder als advocaat optreedt niet uitsluit dat de situatie zich kan voordoen waarbij verweerder als advocaat van de coöperatie optreedt tegen klagers. In deze situatie heeft verweerder een grote vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem goeddunkt. De beperking is erin gelegen dat hij de belangen van de tegenpartij niet onnodig en op ontoelaatbare wijze schade toebrengt. Van een dergelijke schending van de belangen van klagers is de voorzitter niet gebleken. Dat voor een opdracht aan verweerder om namens de coöperatie tegen leden op te treden een besluit van de leden(vergadering) is vereist – zoals klagers kennelijk menen – is ook niet gebleken.

Klachtonderdelen b) en d)

4.5 De klachtonderdelen b) en d) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.6 Dat verweerder is opgetreden voor bestuursleden of een penningmeester in privé, is de voorzitter niet gebleken. Klagers hebben de klacht op dit punt onvoldoende onderbouwd. De klachtonderdelen b) en d) zijn mitsdien kennelijk ongegrond.

4.7 De voorzitter overweegt ten overvloede dat het verweerder ingevolge de polisvoorwaarden onder omstandigheden vrij staat om onder de dekking van de polis van de coöperatie voor bestuursleden in privé op te treden. Niet is gebleken dat voor dergelijk optreden de toestemming van de leden vereist is.

Klachtonderdeel c)

4.8 Met klachtonderdeel c) verwijten klagers verweerder dat hij niet is opgetreden tegen verschillende door hen gestelde misstanden op het recreatiepark. De voorzitter volgt verweerder in zijn betoog dat hij pas namens zijn cliënt – de coöperatie – op kan treden als hij daartoe van die cliënt opdracht heeft gekregen. Van een dergelijke opdracht is niet gebleken zodat ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond is. Overigens is van de gestelde misstanden ook niet gebleken.

Klachtonderdeel e)

4.9 Klachtonderdeel e) ziet op het verwijt dat verweerder niet heeft gereageerd op verzoeken van de advocaat van klagers. Verweerder verweert zich met de stelling dat hij niet bekend is met verzoeken van de advocaat van klagers. Verweerder merkt overigens op dat het niet aan hem is om de bewijspositie van klagers te onderbouwen.

4.10 De voorzitter overweegt dat klagers hun klacht voor wat betreft onderdeel e), tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende hebben onderbouwd. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f)

4.11 Ook klachtonderdeel f) is kennelijk ongegrond. Het klachtdossier bevat naar het oordeel van de voorzitter geen aanknopingspunt voor de stelling dat verweerder bewoners van het recreatiepark onheus heeft bejegend. De voorzitter is van oordeel dat klagers dit klachtonderdeel – zowel in hun klacht als in hun reactie op het verweer – ontoereikend hebben onderbouwd.

4.12 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klagers, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk en verklaart de klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 5 april 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 5 april 2016 verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl