Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:211

Zaaknummer

15-478

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij wordt door de voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen.

Uitspraak

Beslissing van 20 november 2015

in de zaak 15-478

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 oktober 2015 met kenmerk RvT 15-0116, door de raad ontvangen op 22 oktober 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder is advocaat van de heer K. en diens B.V., K. Beheer B.V. Tussen de cliënten van verweerder enerzijds en klager, klagers zoon en D. Holding B.V. anderzijds heeft een gerechtelijke procedure plaatsgevonden bij de rechtbank Noord-Holland, sectie Kanton, locatie Alkmaar.

1.3 Klagers zoon is op 20 juni 2014 overleden.

1.4 Op 3 september 2014 heeft verweerder namens zijn cliënten een antwoord-akte in het geding gebracht waarin zijn cliënten zich hebben geconformeerd aan het verzoek van klager en D. Holding B.V. om de echtgenote van klager voortaan in de bij de rechtbank aanhangige procedure als opvolgende partij van zijn zoon aan te merken. In deze antwoord-akte is tevens vermeld: “Gedaagden hebben met leedwezen kennis genomen van het overlijden van de heer [naam zoon van klager] en brengen op deze plaats hun condoleances over aan eisers.”

1.5 Op 7 januari 2015 heeft er een comparitie van partijen plaatsgevonden ten overstaan van de kantonrechter. Tijdens deze comparitie is verweerder met zijn cliënt, de heer K., verschenen en klager met zijn advocaat.

1.6 Bij brief van 24 maart 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zijn taak voor zijn cliënten de heer K. en K. Beheer B.V. van het begin af aan verkeerd heeft aangepakt;

b) verweerder zich tijdens de zitting bij de kantonrechter in Alkmaar zonder enig respect heeft uitgelaten over klagers overleden zoon.

2.2 Klager stelt dat er veel tijd verloren is gegaan door de manier waarop verweerder te werk is gegaan. De manier van werken van verweerder heeft klager vanaf het begin (vanaf 21 november 2013) diep geraakt. Verweerder heeft volgens klager stellingen ingenomen zonder enig bewijsmateriaal.

2.3 De wijze waarop verweerder zich in zijn optreden ter comparitie heeft laten gelden vond klager beneden niveau. Klager stelt dat zijn overleden zoon zonder enig respect werd neergezet door verweerder.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist dat hij zich respectloos zou hebben uitgelaten over klagers zoon en stelt overigens dat de klachten niet worden onderbouwd met feiten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klachten moeten worden afgewezen.

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

ad klachtonderdeel a)

4.2 Het is niet aan klager om te klagen over de wijze waarop verweerder de belangen van zijn cliënten heeft behartigd. Volgens de hierboven vermelde maatstaf die geldt voor de beoordeling van klachten tegen de advocaat van de wederpartij blijkt dat de vrijheid van de advocaat om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt slecht in een beperkt aantal gevallen kan worden ingeperkt.

4.3 Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder in strijd met deze maatstaf heeft gehandeld. Het innemen van stellingen zonder daarvoor bewijs aan te dragen is (in ieder geval ten opzichte van de wederpartij) niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.4 Dat geldt ook voor klachtonderdeel b). Op geen enkele wijze is uit het dossier gebleken dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over de zoon van klager. Integendeel, in de antwoord-akte d.d. 3 september 2014 heeft verweerder geschreven dat zijn cliënten hun condoleances overbrengen aan klager en aan D. Holding B.V. Ook in het proces verbaal van de comparitie van partijen d.d. 7 januari 2015 is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor het verwijt van klager dat verweerder zich respectloos over zijn overleden zoon heeft uitgelaten.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet,  kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 20 november 2015.

griffier voorzitter