Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:90

Zaaknummer

15-672/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zonder de ondubbelzinnige toestemming van klager gelden te verrekenen en door niet te reageren op klachten van klager. Klachten gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing en kostenveroordeling.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 april 2016

in de zaak 15-672/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 14 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 17 december 2015 met kenmerk 4015-0489, door de raad ontvangen op 18 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 19 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met de lijfrenteverzekeraar van klager (hierna de verzekeraar) over door de verzekeraar wel ingehouden, doch niet aan de fiscus afgedragen inkomstenbelasting over een vrijgevallen lijfrente, alsmede bij het verkrijgen van een vergoeding van de als gevolg hiervan door klager gemaakte advocaat- en accountantskosten.

2.2 Verweerder heeft een concept-dagvaarding opgesteld, die op 9 april 2013 aan de verzekeraar is gestuurd. Bij e-mail van 11 april 2013 heeft de verzekeraar verweerder, voor zover relevant, het volgende meegedeeld:

“(...) Allereerst willen wij onze excuses aanbieden voor het ongemak dat uw cliënt in deze zaak heeft ondervonden.

(...)

Kosten

U heeft aangegeven dat uw cliënt kosten heeft moeten maken. Wij zijn bereid, na uw specificatie, deze kosten te vergoeden.”

2.3 Bij e-mail van 3 mei 2013 heeft de accountant van klager (hierna de accountant) verweerder meegedeeld:

“Zoals beloofd hierop de nog openstaande kosten inzake het dossier [de verzekeraar] ten behoeve van [klager].

EUR 305 + EUR 64,05 BTW = EUR 369,05 incl. BTW

De factuur zal later volgen. (...)”

2.4 Op 16 mei 2013 heeft verweerder klager een pro forma declaratie gestuurd voor zijn werkzaamheden ten bedrag van € 1.642,97 (incl. BTW en kantoorkosten).

2.5 Bij e-mail van 20 mei 2013 heeft klager verweerder onder meer het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van uw bijgevoegde factuur:

- Sta mij toe er op te wijzen dat uw factuur niet juist geadresseerd is.

- Mag ik vernemen of [verweerder] de besproken claim inmiddels bij [de verzekeraar] heef ingediend en zoja ontvang ik hiervan graag een bewijsstuk

- Mocht het antwoord op de vorige vraag ontkennend zijn dan graag de verklaring waarom dit nog niet is gebeurd,

- Heeft u de ontbrekende factuur van mijn accountants, die in deze claim dient te zijn begrepen ontvangen?”

2.6 Bij e-mails van 23 mei en 6 juni 2013 heeft klager verweerder nogmaals geattendeerd op de volgens klager verkeerd geadresseerde en onjuist opgemaakte factuur.

2.7 Bij e-mail van 6 juni 2013 heeft verweerder excuses aan klager aangeboden voor het feit dat hij klager niet eerder heeft bericht en klager meegedeeld dat hij de aan klager gestuurde pro forma rekening nodig heeft om de zaak te kunnen declareren bij de verzekeraar en dat hij aanstaande maandag de kosten aan de verzekeraar kenbaar zal maken en klager op de hoogte zal houden.

2.8 Bij brief van 11 juli 2013 heeft verweerder de verzekeraar onder meer het volgende bericht:

“(...) Naar aanleiding van uw e-mail van 11 april 2013 stuur ik u hierbij een opgave, begeleid met een specificatie van de kosten, welke cliënt heeft moeten maken in dit dossier. Ik verzoek u vriendelijk het bedrag van € 2.012,02, bestaande uit € 1.642,97 (advocaatkosten) en € 369,05 (accountantskosten) over te maken op de derdenrekening van mijn kantoor (...)”

2.9 Op 19 juli 2013 heeft de accountant verweerder een factuur gestuurd voor “de laatste werkzaamheden met betrekking tot de lijfrente uitkering van de verzekeraar ten name van klager” ten bedrage van EUR 304,50 excl. BTW.

2.10 Bij e-mail van 23 juli 2013 heeft klager verweerder onder meer het volgende bericht:

“Net terug van onze reis stel ik met spijt vast dat er geen informatie door u over de ingediende (...) vordering is binnengekomen. Op 6 juni gaf u echter te kennen hieraan onmiddellijke aandacht te geven. Graag verneem ik van u de stand van zaken.”

2.11 Verweerder heeft klager daarop bij e-mail van 26 juli 2013 bericht dat hij op vakantie is in Zuid-Frankrijk en dat de facturen ondanks dat hij de factuur van de accountant pas vorige week ontving al reeds eerder aan de verzekeraar zijn gestuurd en dat hij klager direct na zijn vakantie – 12 augustus – nader zal berichten.

2.12 Bij e-mail van 11 september 2013 heeft klager verweerder onder meer geschreven:

“Sinds een maand wacht ik nu al op het bericht dat U mij direct na terugkeer van vakantie ging sturen.

De toezegging van [de verzekeraar] zou toch mogen betekenen dat de inning van de schadevergoeding geen grote opgave kan zijn.

Graag ontvang ik van u een kopie van het schrijven met bijlagen dat u aan [de verzekeraar] heeft verzonden, opdat ik de ontwikkelingen in eigen hand kan nemen en onze samenwerking afronden.

(...)

Laat mij aub niet nog eens een maand op een antwoord wachten.”

2.13 Bij brief van 2 oktober 2013 heeft verweerder de verzekeraar nogmaals verzocht het bedrag van € 2.012,02 over te maken op de derdenrekening van zijn kantoor.

2.14 Bij e-mail van 14 oktober 2013 heeft verweerder klager meegedeeld dat de verzekeraar het bedrag heeft overgemaakt en dat hij klager nader zal berichten zodra het bedrag op de derdenrekening is bijgeschreven.

2.15 Op 18 oktober 2013 heeft klager verweerder verzocht hem te berichten of het geld van de verzekeraar is binnengekomen en zo ja, het volledige bedrag direct over te boeken op de bankrekening van klager. Bij e-mail van diezelfde datum heeft verweerder klager meegedeeld dat hij klager uiteraard zal berichten als het geld is binnengekomen en dat het door de verzekeraar te betalen bedrag bestaat uit zijn factuur en de factuur van de accountant. Verweerder stelt dan ook voor het bedrag te verrekenen met zijn factuur en het bedrag waarvoor de accountant een factuur heeft gestuurd aan haar te betalen.

2.16 Bij e-mail van 27 oktober 2013 heeft klager verweerder onder meer meegedeeld:

“Weer is er een week voorbij zonder nieuws en zonder geld.

Aangezien geen kopieen van uw correspondentie met [de verzekeraar] daterende na 6 juni 2013 aan mij ter beschikking zijn gesteld verzoek ik u hierom bij deze alsnog.

Ook ontvang ik graag uw bevestiging dat betaling van al uw facturen is ontvangen.

Zodra aan deze 2 punten gevolg is gegeven beschouw ik onze samenwerking als afgerond.”

2.17 Bij e-mail van 28 oktober 2013 heeft verweerder klager onder meer het volgende bericht:

“Op 16 mei is aan u een declaratie gestuurd in verband met mijn voor u verrichte werkzaamheden inzake [de verzekeraar]. Deze factuur is door u niet betaald en na de toezegging van [de verzekeraar] om mijn werkzaamheden en die van de accountant te vergoeden, is deze declaratie gecrediteerd. [De verzekeraar] heeft inmiddels, na lang aandringen de declaratie voldaan op mijn derdenrekening. Ik zal dan ook het bedrag dat uw accountant toekomt aan haar overmaken.”

2.18 Klager heeft verweerder hierop bij e-mail van diezelfde datum meegedeeld dat verweerder niet het recht heeft op de van de verzekeraar ontvangen geldsom iets in te houden c.q. een deel daarvan aan de accountant over te maken en verweerder het recht ontzegd enige verrekening met de door de verzekeraar betaalde schadevergoeding te plegen.

2.19 Op 11 augustus 2014 heeft klager bij het kantoor van verweerder een klacht ingediend tegen verweerder. De klacht luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Uw kantoorgenoot, [verweerder], behartigde in 2013 mijn belangen in een geschil met [de verzekeraar] over door hen wel ingehouden, doch niet aan de fiscus afgedragen inkomstenbelasting bij uitkering van het kapitaal van een lijfrentepolis.

Na aanzegging van een kort geding heeft [de verzekeraar] uiteindelijk aan de voorwaarden van de inspecteur voldaan en ook toegezegd de in deze door mij gemaakte accountants-, en advocaatkosten, te vergoeden.

Bedoelde vergoeding is klaarblijkelijk door [de verzekeraar] overgemaakt naar uw derdenrekening maar nimmer aan mij uitgekeerd, noch geheel noch gedeeltelijk. Details over de vordering en de uitbetaling zijn door uw kantoorgenoot niet aan mij verstrekt.

Met de afwikkeling, zoals door [verweerder] uiteindelijk voorgesteld, ben ik niet accoord gegaan.

Vanaf Mei 2013 heeft [verweerder] nauwelijks op schriftelijke vragen hieromtrent gereageerd.

Ik dring aan op correcte afhandeling, t.w. specificatie van de in mijn naam ingediende vordering, alsook van de door uw kantoor voor mij ontvangen schadeloosstelling. Eveneens vraag ik met nadruk om onmiddellijke uitbetaling van de volledige schadeloosstelling. Inzoverre u, zoals door [verweerder] gesuggereerd, van mening zou zijn dat uw kantoor nog een vordering op mij zou hebben, verzoek ik u hiervan bewijsstukken te overleggen.

Tevens maak ik u erop attent dat mijn accountants (…) op het moment van de uitkering door [de verzekeraar] niets op mij te vorderen hadden. Mocht ondanks het ontbreken van consensus door uw kantoor een deel van het door [de verzekeraar] uitgekeerde bedrag naar hen zijn doorgesluisd, dan is dit onrechtmatig.

Ik verzoek u de integrale schadeloosstelling van [de verzekeraar] binnen 3 weken, i.e. uiterlijk op 1 september 2014 op mijn (…) rekening (…) te storten.”

2.20 Bij brief van 9 oktober 2014 heeft de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder klager het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van uw brief d.d. 11 augustus 2014 kan ik u als volgt berichten.

Uit het dossier is mij gebleken dat de werkzaamheden welke [verweerder] heeft verricht in verband met de zaak tegen [de verzekeraar], direct aan [de verzekeraar], volgens afspraak zijn gedeclareerd. Een en ander conform de afspraken die door [verweerder] namens u met [de verzekeraar] zijn gemaakt. Een kopie van de correspondentie tussen [de verzekeraar] en [verweerder] stuur ik u hierbij toe. Tevens stuur ik hierbij de door [verweerder] aan [de verzekeraar] gedeclareerde kosten van hemzelf alsmede van de door u ingeschakelde accountant. Hiermee is tevens voldaan aan uw vraag om een specificatie van de uit uw naam ingediende vordering. Van een schadeloosstelling is geen sprake geweest.

Voor wat betreft hetgeen u opmerkt met betrekking tot de uitkering aan de accountant, kan ik u meedelen dat het bedrag van € 369,05, zijnde de openstaande kosten (...) gemaakt door [de accountant], nog steeds op onze derdenrekening staat en nadat u ons daartoe opdracht hebt gegeven aan haar zal worden overgemaakt. (...)”

2.21 Bij brief van 16 februari 2015 heeft klager (het kantoor van) verweerder verzocht het aan hem verschuldigde bedrag onverwijld, doch uiterlijk op 28 februari 2015 aan hem over te maken.

2.22 Bij e-mail van 19 februari 2015 heeft de receptie van het kantoor van verweerder klager bericht dat verweerder op 2 maart 2015 zal zijn teruggekeerd van vakantie waarna hij in die week contact met klager zal opnemen.

2.23 Bij brief van 19 mei 2015 heeft klager (het kantoor van) verweerder het volgende meegedeeld:

“Met dit schrijven doe ik nog eenmaal een poging een oplossing te bereiken (...)

[Het kantoor van verweerder] is ernstig tekort geschoten bij het invorderen van de door [de verzekeraar] toegezegde vergoeding van door mij gemaakte kosten. Terzijde van advocatenhonorarium zijn drie facturen van mijn belastingconsulenten (...) in het geding (en overigens allen door mij reeds lang geleden betaald). Het totaal van deze drie facturen bedraagt € 1238,68 incl btw (kopieen zijn bijgevoegd). Slechts € 369,05 blijken te zijn geclaimd.

Een tweede punt betreft schuldvergelijking zonder consensus. Het totaalbedrag van de laatste factuur van uw kantoor in deze zaak is, zonder mijn instemming, van de door [de verzekeraar] op uw derdenrekening gestorte vergoeding, afgeboekt.

Het restsaldo, in orde van € 300, staat volgens uw mail van 9 oktober 2014 nog steeds op uw derdenrekening en is nimmer aan mij doorgestort.

Vele emails en brieven, die ik hierover de afgelopen twee jaar aan uw kantoor stuurde, bleven onbeantwoord.

(...)”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) zonder toestemming van klager uit de kostenvergoeding van de verzekeraar zijn declaratie heeft voldaan middels verrekening;

b) heeft geweigerd het na voormelde verrekening resterende deel van de kostenvergoeding aan klager te voldoen;

c) heeft nagelaten de kosten welke klager heeft voldaan aan zijn accountant in zijn geheel als schadevergoeding te vorderen van de verzekeraar;

d) niet heeft gereageerd op verzoeken van klager tot betaling van de ten behoeve van klager op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder betaalde vergoeding aan klager;

e) niet heeft gereageerd op de door klager bij het kantoor van verweerder ingediende klacht over verweerder.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat vanaf het begin af aan met klager is afgesproken dat eventuele kosten die gepaard zouden gaan met het geschil tussen klager en de verzekeraar op de verzekeraar verhaald zouden worden. Hiertoe is op 6 juni 2013 aan klager een pro forma factuur gestuurd. Verweerder heeft de verzekeraar vervolgens op 11 juli 2013 verzocht de kosten die klager heeft moeten maken, bestaande uit advocaatkosten en accountantskosten, over te maken op de derdenrekening van het kantoor van verweerder. Na een herinnering verstuurd te hebben heeft de verzekeraar het bedrag betaald op de derdenrekening. Het is altijd de bedoeling geweest de kosten (advocaatkosten en accountantskosten) direct bij de verzekeraar in rekening te brengen en dat deze bedragen direct bestemd waren voor de accountant en de advocaat. Voor wat betreft de accountantskosten blijkt duidelijk uit de opgave van de accountant dat zij een bedrag van € 369,05 heeft geclaimd. De door klager bij zijn klacht overgelegde rekeningen van de accountant zijn verweerder pas bekend geworden op 15 mei 2015. De brief van klager van 23 april 2013 waarbij hij de rekeningen aan verweerder zou hebben gestuurd heeft verweerder nooit ontvangen. Verweerder vindt het buitengewoon vervelend dat klager zich niet goed geïnformeerd heeft gevoeld en is van mening dat dit aan hem is te wijten. Verweerder had de e-mails van klager duidelijker en sneller moeten beantwoorden. Verweerder stelt voorts vast dat de op 16 mei 2013 aan klager gestuurde declaratie is gecrediteerd als gevolg van de toezegging van de verzekeraar om de werkzaamheden van verweerder en die van de accountant te vergoeden. De werkzaamheden van verweerder zijn dus niet bij klager in rekening gebracht, aldus nog steeds verweerder.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 De raad stelt voorop dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.

5.3 Op grond van artikel 6.19 lid 5 van de Verordening op de advocatuur en overigens ook volgens Gedragsregel 28, dient een advocaat de ondubbelzinnige instemming van zijn cliënt voor de verrekening van een declaratie met (de cliënt toekomende) derdengelden te vragen, te verkrijgen en schriftelijk te bevestigen met het oog op een specifieke declaratie en een concreet bedrag.

5.4 Verweerder voert aan dat het altijd de bedoeling is geweest dat zijn kosten (en die van de accountant) rechtstreeks door de verzekeraar zouden worden voldaan. De verzekeraar heeft de advocaatkosten conform afspraak overgemaakt op de derdenrekening van verweerder en hiermee is de factuur van verweerder voldaan. Van verrekening is geen sprake geweest, aldus verweerder.

5.5 De raad overweegt als volgt. Anders dan verweerder stelt is de afspraak dat zijn kosten en de kosten van de accountant rechtstreeks door de verzekeraar zouden worden voldaan niet te herleiden uit de stukken. Uit die stukken blijkt juist dat er tussen partijen onduidelijkheid bestond over de door de verzekeraar aan klager te vergoeden advocaat- en accountantskosten en de betaling van de declaraties van verweerder en de accountant. Zo heeft klager verweerder onder meer bij e-mail van 18 oktober 2013 verzocht het volledige bedrag op zijn rekening te storten. Verweerder heeft klager hierop bij e-mail van diezelfde datum voorgesteld het door de verzekeraar te betalen bedrag te verrekenen met (onder andere) zijn factuur. Klager is hiermee niet akkoord gegaan en heeft verweerder zelfs bij e-mail van 28 oktober 2013 het recht ontzegd enige verrekening met de door de verzekeraar betaalde vergoeding te plegen. Het had op de weg van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat gelegen om de afspraak dat de kosten rechtstreeks door de verzekeraar zouden worden voldaan schriftelijk vast te leggen. Verweerder heeft dit niet gedaan. Het bewijsrisico van een niet vastgelegde afspraak berust bij de advocaat. De raad moet het er daarom voor houden dat verweerder gelden heeft verrekend zonder de ondubbelzinnige instemming van klager en zelfs tegen de wens van klager in. Verweerder heeft zodoende tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat verweerder, ondanks meerdere verzoeken daartoe van klager en ook nadat klager verweerder het recht had ontzegd een deel van het door de verzekeraar betaalde bedrag aan de accountant over te maken, het resterende deel van de ten behoeve van klager betaalde kostenvergoeding niet aan klager heeft voldaan. Dit valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten. Ook klachtonderdeel b) is gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.7 Klager verwijt verweerder dat hij heeft nagelaten de kosten, welke klager heeft voldaan aan zijn accountant, in het geheel als schadevergoeding te vorderen van de verzekeraar. Verweerder heeft een bedrag van € 369,05 aan accountantskosten bij de verzekeraar ter vergoeding ingediend. Klager heeft verweerder echter bij brief van 23 april 2013 een tweetal facturen van zijn accountant gestuurd die niet in dat bedrag zijn meegenomen, aldus klager.

5.8 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft gemotiveerd betwist de brief van klager van 23 april 2013 te hebben ontvangen. Volgens verweerder is hij pas op 15 mei 2015 bekend geworden met de (overige) facturen van de accountant. Nu verweerder gemotiveerd heeft betwist de brief van 23 april 2013 te hebben ontvangen en overigens niet is gebleken dat verweerder had kunnen en moeten weten dat door de accountant een hoger bedrag in rekening was gebracht dan het door hem opgevoerde bedrag van € 369,05 – klager heeft in zijn brieven aan verweerder nimmer gerefereerd aan zijn brief van 23 april 2013 en ook de e-mails van de accountant van 3 mei en 19 juli 2013 zijn naar het oordeel van de raad onvoldoende om te veronderstellen dat er meer kosten waren gemaakt – kan het verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij niet de volledige kosten van de accountant als schadevergoeding heeft gevorderd bij de verzekeraar. Klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond. De raad merkt hierbij nog op dat verweerder heeft aangeboden de volledige kosten alsnog ter vergoeding bij de verzekeraar in te dienen.

Ad klachtonderdelen d) en e)

5.9 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op het niet reageren door verweerder op verzoeken van klager om betaling van het door de verzekeraar op de derdenrekening van verweerder betaalde bedrag en op de door klager bij het kantoor van verweerder ingediende klacht.

5.10 De raad overweegt als volgt. Klager heeft bij brief van 11 augustus 2014 bij het kantoor van verweerder een klacht ingediend over verweerder. De klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder heeft bij brief van 9 oktober 2014 inhoudelijk op de klacht van klager gereageerd. Klager heeft (het kantoor van) verweerder vervolgens – kennelijk als vervolg op zijn klacht van 11 augustus 2014 – bij brieven van 16 februari en 19 mei 2015 onder meer verzocht (een deel van) het door de verzekeraar op de derdenrekening van verweerder ten behoeve van klager uitbetaalde bedrag aan hem over te maken. Op deze laatste twee brieven heeft (het kantoor van) verweerder niet gereageerd. Klachtonderdelen d) en e) zijn in zoverre dan ook gegrond. Verweerder heeft overigens erkend dat hij de e-mails van klager duidelijker en sneller had moeten beantwoorden en heeft zijn excuses aangeboden voor het feit dat hij niet heeft gereageerd op de e-mail van klager van 11 september 2013.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamt door belangrijke afspraken niet schriftelijk vast te leggen en tegen de uitdrukkelijke wil van zijn cliënt derdengelden te verrekenen met zijn declaratie. Dit valt verweerder aan te rekenen. De raad acht de maatregel van  waarschuwing passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.

7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a), b), d) en e) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. S. van Andel en A. de Groot, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2016.

Griffier Voorzitter

[indien van toepassing: ]

UITGEGEVEN VOOR GROSSE

[handtekening griffier]

De griffier van de

Raad van Discipline Amsterdam]

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 11 april 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de afgewezen klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen,  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Indien hoger beroep wordt ingesteld, moet dit binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing gebeuren door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl