Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-01-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:9
Zaaknummer
15-205
Inhoudsindicatie
Klaagster heeft zich wegens een geschil over de werkwijze van haar advocaat tot verweerder gewend als (toenmalige) advocaat leidinggevende/naamgever van hetzelfde kantoor. Ook van een advocaat in deze hoedanigheid mag worden verwacht dat hij aan hem gerichte berichten, die aandacht en beantwoording behoeven, binnen redelijke termijn afdoende beantwoordt. Alhoewel de raad van oordeel is dat de gang van zaken op zijn minst ongelukkig is geweest, heeft verweerder gehandeld zoals als een behoorlijk advocaat betaamt. De raad oordeelt de klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 8 januari 2016
in de zaak 15-205
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 4 maart 2015 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 16 juli 2015 met kenmerk 2015 KNN037, door de raad ontvangen op 20 juli 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 4 maart 2015 en de in de brief genoemde bijlagen (a tot en met r).
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 De toenmalige kantoorgenote van verweerder, mr. [X], heeft klaagster bijgestaan in een alimentatiekwestie in de periode van april tot oktober 2014.
2.2 Klaagster was over deze bijstand niet tevreden, waardoor een conflict tussen hen is ontstaan. Wegens de ontstane impasse heeft de gemachtigde van klaagster daarna contact gezocht met verweerder in zijn hoedanigheid van leidinggevende van mr. [X] en als de naamgever van het kantoor.
2.3 Klaagster heeft haar klacht voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur, die bij bindend advies d.d. 26 november 2014 de klacht ongegrond heeft verklaard.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
als leidinggevende van mr. [X] en als naamgever van het kantoor niet te reageren op berichten van de gemachtigde van klaagster om te overleggen over een oplossing voor de ontstane impasse tussen klaagster en mr. [X].
3.2 Volgens de gemachtigde van klaagster heeft mr. [X] de alimentatiezaak van klaagster zeer slordig en ongemotiveerd behandeld, zoals door de gemachtigde van klaagster ook aan mr. [X] kenbaar is gemaakt. Vanwege de onvrede over de wijze waarop mr. [X] de zaak behandelde, heeft de gemachtigde van klaagster haar verzocht de ontvangen declaratie minimaal te halveren en de zaak over te dragen aan een collega. De gemachtigde van klaagster en mr. [X] zijn niet tot een vergelijk gekomen, waarna de gemachtigde van klaagster in juli 2014 telefonisch contact heeft gezocht met verweerder. Volgens klager heeft verweerder toen wegens nieuwe feiten - een brief bleek toch niet te zijn verzonden door mr. [X] - toegezegd over de zaak na te zullen denken en daar later op terug te zullen komen. Verweerder heeft dat niet gedaan, ook niet na de e-mails van de gemachtigde van klaagster van 21 juli 2014 en 5 augustus 2014. Ook op het verzoek op 21 augustus 2014 om terug te bellen heeft verweerder niet gereageerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt dat hij de klacht van klaagster serieus heeft opgepakt. Ter zitting heeft hij toegelicht dat in een telefoongesprek met de gemachtigde van klaagster ook is besproken dat een brief kennelijk niet bleek te zijn verstuurd door mr. [X]. De gemachtigde van klaagster wilde dat daarom de hele declaratie van mr. [X] zou worden gecrediteerd. Vanuit praktisch oogpunt heeft verweerder toen voorgesteld om de helft van de nota te crediteren, wat daarna ook is gedaan.
4.2 Verweerder heeft de twee e-mails van de gemachtigde van klaagster niet ontvangen. Evenmin trof hij na zijn vakantie een telefoonnotitie aan met het verzoek om de gemachtigde van klager terug te bellen.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat verweerder in de onderhavige zaak niet is opgetreden als de belangenbehartiger van klaagster, maar dat (de gemachtigde van) klaagster zich tot verweerder heeft gewend als (toenmalige) advocaat leidinggevende / naamgever van het advocatenkantoor waar ook mr. [X] werkzaam was. In het tuchtrecht staat het handelen of nalaten van een advocaat centraal, ongeacht de relatie die een klager met een advocaat heeft. De raad zal beoordelen of verweerder een tuchtrechtelijk verwijt treft wegens enig handelen of nalaten jegens klaagster dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
5.2 Voorop staat dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij aan hem gerichte berichten, die aandacht en beantwoording behoeven, binnen redelijke termijn afdoende beantwoordt. Ditzelfde geldt ook voor een advocaat leidinggevende/ naamgever van een advocatenkantoor.
5.3 Op grond van het klachtdossier en de verklaringen ter zitting is de raad gebleken dat de gemachtigde van klaagster en verweerder telefonisch met elkaar hebben gesproken over de onvrede van klaagster over de verleende bijstand door mr. [X]. Of verweerder toen heeft toegezegd dat hij de gemachtigde van klaagster later zou terugbellen, kan de raad gelet op de andersluidende stellingen van klaagster en verweerder op dat punt niet vaststellen. Feit is dat mr. [X] kort daarna de helft van de door haar gewerkte uren in mindering heeft gebracht op haar declaratie aan klaagster. Volgens verweerder was de kwestie van klaagster en zijn betrokkenheid daarmee afgedaan.
5.4 Alhoewel de raad van oordeel is dat de gang van zaken daarna op zijn minst ongelukkig is gelopen èn begrip heeft voor de frustraties van (de gemachtigde van) klaagster, kan verweerder daarvan echter geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Verweerder heeft verklaard dat de kantoororganisatie tijdens de zomervakantie niet optimaal was waardoor de aan het algemene e-mailadres gezonden berichten namens klaagster mogelijk niet aan hem zijn doorgezonden en waardoor ook geen telefoonnotitie bij hem is neergelegd. Nu verweerder deze gang van zaken intern aan de orde heeft gesteld en zijn excuses heeft aangeboden aan klaagster heeft verweerder gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt.
5.5 Op grond van de hiervoor geschetste omstandigheden oordeelt de raad de klacht dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, M.J.J.M. van Roosmalen, E.H. de Vries, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2016.
Griffier Voorzitter