Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:68

Zaaknummer

R. 4732/15.42

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Verzet gegrond, zodat de raad toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht. Het is vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dat als een klager onredelijk lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht bij de deken, die klacht niet meer in behandeling kan worden genomen. In het algemeen wordt in de jurisprudentie – en in de nieuwe Advocatenwet die met ingang van 1 januari 2015 in werking is getreden – een termijn van drie jaar aangehouden. De termijn waarbinnen geklaagd kan worden, vangt in beginsel aan op het moment dat klager het noodzakelijk inzicht heeft gekregen in de betekenis en de gevolgen voor hem van het handelen van de advocaat. De feiten en gedragingen van verweerder waarover klager klaagt vonden plaats in 2008 (en daarvoor) terwijl de klacht is ingediend in 2014. Door klager zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Gelet op het voorgaande verklaart de raad klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Uitspraak

Beslissing van 21 maart 2016

in de zaak R. 4732/15.42

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline van 18 maart 2015 op de klacht van:

klager sub 1

Klager sub 2

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 september 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 februari 2015 met kenmerk K024 2015 bm/ab, door de raad ontvangen op 19 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 18 maart 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht van klager sub 1 kennelijk niet-ontvankelijk en de klacht van klager sub 2 deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 maart 2015 is verzonden aan klagers.

1.4    Bij brief van 1 april 2015, door de raad ontvangen op 7 april 2015, heeft klager sub 2 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager sub 1 heeft geen verzet ingesteld.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 januari 2016 in aanwezigheid van klager sub 2, vergezeld door klager sub 1 als zijn gemachtigde, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 1 april 2015.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In de periode van 2000 tot en met 2005 is verweerder advocaat geweest van klager sub 2.

2.3    Bij beslissingen van respectievelijk 7 september 2010 en 18 april 2011 zijn eerdere klachten van klager sub 2 tegen verweerder door (de voorzitter van) de Raad van Discipline ongegrond verklaard.

2.4    Klager sub 2 heeft [BV2] in september 2014 in rechte betrokken ter verkrijging van schadevergoeding op grond van de stelling – zakelijk samengevat – dat [BV2] onrechtmatig jegens klager sub 2 heeft gehandeld door de door klager sub 2 van [BV] gehuurde kassencomplexen in 2008 zonder titel in gebruik te hebben genomen of te hebben gesloopt.

2.5    In deze procedure heeft verweerder zich namens [BV2] als advocaat gesteld.

2.6    Bij brief van 19 september 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

3.2    De gronden van het verzet door klager sub 2 houden, zakelijk weergegeven, in dat hij zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad stelt vast dat klager sub 1 in de beslissing van de voorzitter heeft berust. Het verzet is ingesteld door alleen klager sub 2. De raad zal zich derhalve niet (behoeven) uit (te) laten over de beslissing van de voorzitter ten aanzien van klager sub 1.

4.3    Ten aanzien van het verzet van klager sub 2 overweegt de raad als volgt.

4.4    Volgens gedragsregel 7 lid 4 is het de advocaat niet toegestaan tegen een cliënt van hem of van een kantoorgenoot op te treden. Deze regeling kan slechts uitzondering lijden indien is voldaan aan de drie cumulatieve voorwaarden genoemd in het vijfde lid van regel 7. Deze voorwaarden houden in dit geval voor verweerder en klager sub 2 in dat:

-    de aan verweerder door klager sub 2 toevertrouwde belangen niet dezelfde kwestie betreffen ten aanzien waarvan [BV2] door hem werd bijgestaan, de toevertrouwde belangen ook geen verband hielden of houden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is;

-    verweerder niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van klager sub 2, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie betreffende het bedrijf van klager sub 2, die van belang kan zijn in de zaken tegen klager en

-    ook overigens niet van redelijke bezwaren is gebleken aan de zijde van klager.

4.5    Beslissend is dat de advocaat zich niet in de situatie mag begeven waarin hij de kans loopt ten koste van zijn cliënt (in casu klager sub 2) in een belangenconflict te raken. Daarnaast moet de cliënt er op kunnen vertrouwen dat gegevens over zijn zaak, zijn persoon of zijn onderneming, die de cliënt ter beschikking heeft gesteld, niet op enig moment tegen hem worden  gebruikt.

4.6    Naar het oordeel van de raad is niet aan het derde vereiste voldaan. Klager sub 2 heeft zijn bezwaren tegen het optreden van verweerder geuit en deze bezwaren komen de raad niet onredelijk voor.

4.7    Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzet van klager sub 2 gegrond is zodat de raad toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht. Dienaangaande overweegt de raad als volgt. 

4.8    Het is vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dat als een klager onredelijk lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht bij de deken, die klacht niet meer in behandeling kan worden genomen. Bij de vraag wat in dit verband onredelijk lang is, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van de advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Of het tijdsverloop onredelijk lang is, bepaalt de tuchtrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval. Er geldt voor de onderhavige klacht geen vaste wettelijke vervaltermijn, maar in het algemeen wordt in de jurisprudentie – en in de nieuwe Advocatenwet die met ingang van 1 januari 2015 in werking is getreden – een termijn van drie jaar aangehouden. De termijn waarbinnen geklaagd kan worden, vangt in beginsel aan op het moment dat klager het noodzakelijk inzicht heeft gekregen in de betekenis en de gevolgen voor hem van het handelen van de advocaat.

4.9    De feiten en gedragingen van verweerder waarover klager sub 2 klaagt vonden plaats in 2008 (en daarvoor) terwijl de klacht is ingediend in 2014. Door klager sub 2 zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

4.10    Gelet op het voorgaande verklaart de raad klager sub 2 niet-ontvankelijk in zijn klacht.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart het verzet van klager sub 2 gegrond;

-    verklaart de klacht van klager sub 2 niet-ontvankelijk

Aldus gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 maart 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager sub 2

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager sub 2

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus bezorgd kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl