Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-07-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2018:154
Zaaknummer
18-489/DH/RO/W
Inhoudsindicatie
Wraking. Verzoek kennelijk niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de voorzitter die de voorzittersbeslissing heeft gewezen. Verzoek kennelijk ongegrond voor zover gericht tegen de voorzitter die het door verzoeker tegen die voorzittersbeslissing ingestelde verzet zal behandelen.
Uitspraak
Beslissing van de wrakingskamer van de
Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 2 juli 2018
in de zaak 18-489/DH/RO/W
naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechters, ingediend door:
verzoeker
1 VERLO OP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij beslissing van 18 april 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, mr. M.P.J.G. Göbbels (hierna: mr. Göbbels), een klacht van verzoeker over mr. X - geregistreerd onder nummer 18-212/DH/RO - in alle onderdelen kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.2 Tegen deze beslissing is verzoeker in verzet gekomen. De behandeling van dit verzet is gepland op de zitting van 9 juli 2018 om 13.00 uur, met mr. G.A.F.M. Wouters (hierna: mr. Wouters) als voorzitter.
1.3 Bij brief van 25 juni 2018 heeft de griffier verzoeker namens mr. Wouters gemotiveerd bericht dat en waarom een door verzoeker ingediend aanhoudingsverzoek niet zou worden gehonoreerd.
1.4 Bij e-mailbericht van 26 juni 2018, aangevuld bij e-mailberichten van 27 juni 2018 om 12.20 uur en 12.49 uur, heeft verzoeker de wraking verzocht van genoemde tuchtrechters.
1.5 De gewraakte tuchtrechters hebben niet in de wraking berust.
1.6 De raad heeft bij zijn beslissing acht geslagen op:
- de brief van de griffier van 25 juni 2018 aan verzoeker;
- het e-mailbericht van verzoeker van 26 juni 2018 om 14.08 uur (inclusief bijlagen);
- het e-mailbericht van verzoeker van 27 juni 2018 om 12.20 uur (inclusief bijlagen);
- het e-mailbericht van verzoeker van 27 juni 2018 om 12.49 uur (inclusief bijlagen);
- de schriftelijke reactie van mr. Wouters van 28 juni 2018.
2 BEOORDELING
2.1 Artikel 1 lid 1 van het wrakingsprotocol van de raden van discipline, gepubliceerd op www.raadvandiscipline.nl, schrijft voor dat een tuchtrechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid in die zaak schade zou kunnen lijden. Vaststaat dat mr. Göbbels niet kan worden aangemerkt als een tuchtrechter die de zaak van verzoeker behandelt. Haar bemoeienis met klachtzaak 18-212/DH/RO is immers geëindigd met het wijzen van de voorzittersbeslissing van 18 april 2018. Bovendien bepaalt het zesde lid van artikel 1 van het wrakingsprotocol dat een wrakingsverzoek niet meer kan worden gedaan nadat in de zaak waarop het wrakingsverzoek betrekking heeft, uitspraak is gedaan. Verzoeker heeft het onderhavige wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Göbbels derhalve te laat ingediend.
Het wrakingsverzoek is, voor zover gericht tegen mr. Göbbels, gelet op het bovenstaande kennelijk niet-ontvankelijk.
2.2 Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek tevens gericht tegen mr. Wouters, de behandelend voorzitter op de zitting van 9 juli 2018. Dit blijkt uit de e-mail van verzoeker van 27 juni 2018 om 12.20 uur:
“ (…) de voorzitter die een onrechtmatig besluit heeft genomen wordt gewraakt. de voorzitter die een zitting voorzit is niet bekend. die wordt gewraakt zodra zijn naam bekend is.
uw raad schend met voorbedachte rade artikel 6.1 EVRM en schend met voorbedachte rade landelijk proces reglement advocaten. in uw onrechtmatig besluit van 18 april 2018. het is advocaten verboden om processuele handelingen uit te voeren nadat de machtiging is ingetrokken. (…)”
Bij e-mail van 27 juni 2018 om 12.49 uur heeft verzoeker de raad onder meer als volgt bericht:
“(…) [Verzoeker] is afwezig in [buitenland] i.v.m voorbereidingen Kerkelijk huwelijk Dochter. verhinder data zijn u binnen 7 dagen ontvangst van uw brief via dit account op tijd opgestuurd.
met verwijzing naar uw brief zelf van 18 april 2018. is uw gewraakte waarnemend voorzitter Mr X. daarnaast wordt ook uw onbekende M r X gewraakt die kennelijk een zitting voorzit op 9 juli 2018. (…)”
2.3 De wrakingskamer stelt voorop dat, zoals tevens is verwoord in artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering, wraking van een voorzitter of lid van de raad mogelijk is op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat elke tuchtrechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.
2.4 Op grond van artikel 1 lid 4 van het wrakingsprotocol dient een wrakingsverzoek de feiten of omstandigheden te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek voor zover dit is gericht tegen mr. Wouters niet, althans onvoldoende onderbouwd. Ook in de documenten die verzoeker heeft nagestuurd, treft de wrakingskamer geen onderbouwing aan voor het verzoek. Uit hetgeen is aangevoerd en uit de gang van zaken in de procedure tot dusver is de wrakingskamer niet gebleken van enige (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Wouters (ten nadele van verzoeker) bij de (geplande) behandeling van het verzet.
2.5 Het wrakingsverzoek is, voor zover dit is gericht tegen mr. Wouters, kennelijk ongegrond.
2.6 De raad zal, gelet op artikel 4 van het wrakingsprotocol van de raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.
3 MISBRUIK VAN RECHT
3.1 Gelet op de aard en inhoud van het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek bestaat de gerede kans dat verzoeker de raad opnieuw op lichtvaardige gronden zal wraken. De wrakingskamer bestempelt het onderhavige wrakingsverzoek als misbruik van recht en zal daarom op grond van het bepaalde in artikel 47 lid 2 Advocatenwet en artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling wordt genomen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het wrakingsverzoek voor zover gericht tot mr. M.P.J.G. Göbbels kennelijk niet-ontvankelijk;
- verklaart het wrakingsverzoek voor zover gericht tot mr. G.A.F.M. Wouters kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018.