Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:67

Zaaknummer

15-483/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Klacht ontvankelijk nu niet is gebleken dat de brief van de deken waarin de vervaldatum voor het betalen van griffiekosten was vermeld, klager tijdig heeft bereikt en klager deze kosten ten spoedigste nadat hij van deze datum op de hoogte kwam alsnog heeft voldaan.

Inhoudsindicatie

Nu verweerder er –ondanks meerdere onvoorziene omstandigheden die niet aan hem kunnen worden verweten- alles aan heeft gedaan om klaagster ter wille te zijn en de conclusie tijdig heeft ingediend, kan hem de vertraging en het daardoor voor klager ontstane ongemak niet tuchtrechtelijk  worden verweten. Dat fouten zouden zijn gemaakt of de kwaliteit van de conclusie ten koste is gegaan door de ontstane  tijdsdruk is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 18 april 2016

in de zaak 15-483/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klaagster

 

tegen:

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 29 mei 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 23 oktober 2015 met kenmerk K15-047 , door de raad ontvangen op diezelfde datum , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2016 in aanwezigheid van klaagster, vertegenwoordigd door haar directeur/bestuurder en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-           Het klachtdossier;

-           Een brief van verweerder aan de raad d.d. 6 november 2015;

-           Een brief van klaagster d.d. 19 december 2015, met bijlagen.

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.2      Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een procedure bij de kantonrechter ter zake een huurgeschil. De vorige gemachtigde van klaagster was teruggetreden. Op 24 november 2014 heeft een eerste oriënterend gesprek met klaagster plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. Bij brief d.d. 25 november 2014 heeft verweerder aan klaagster de opdracht en het in rekening te brengen tarief bevestigd.

2.3      De zaak stond op de rol voor 27 november 2014. Door de kantonrechter werd echter uitstel verleend voor het indienen van een conclusie tot 8 januari 2015.

2.4      Bij brief d.d. 28 november 2014 heeft verweerder klaagster geadviseerd een regeling te beproeven en nadere stukken opgevraagd. Klaagster heeft ermee ingestemd de mogelijkheden van een regeling te verkennen. In de week van 15 december 2014 bleek dat een regeling niet mogelijk was. Op 17 december 2014 heeft wederom een bespreking met klaagster plaatsgevonden.

2.5      Bij brief d.d. 18 december 2014 heeft verweerder zijn gedachten over de inhoud van de te nemen conclusie uiteengezet en aan klaagster laten weten dat hij er naar zou streven de conceptconclusie voor de kerstdagen aan haar toe te zenden. Verweerder verzocht daarbij nog om aanvullende informatie ten behoeve van de definitieve conclusie. Bij e-mail d.d. 19 december 2014 heeft klaagster hierop geantwoord dat hij op 23 december 2014 een reactie zou geven, de ontbrekende stukken zou toezenden en dat hij er van uitging dat de conclusie tussen 27 en 30 december 2014 klaar zou zijn. In de avond van 22 december 2014 heeft klaagster per mail stukken aangeleverd en een tijdspad voor de conclusie aangegeven, aldus dat deze op zaterdag 27 december 2014 in zijn bezit zou zijn.  

2.6      Verweerder is op tweede kerstdag ziek geworden. Op de eerste werkdag na kerst, maandag 29 december 2014, heeft verweerder zich op kantoor ziek gemeld. Op vrijdag 2 januari 2015 was verweerder weer tot werken in staat en heeft hij - vanwege digitale problemen handmatig - de conclusie geschreven. De concept-conclusie is op 5 januari 2015 om 12.34 uur aan klaagster toegezonden. Haar directeur was toen net per vliegtuig onderweg naar Suriname. Klaagster heeft bij e-mails van 6 januari 2015 van respectievelijk 2.36 uur en 16.04 uur op het concept gereageerd. Op die dag is de conceptconclusie tevens in een skypegesprek tussen klaagster en verweerder besproken. Verweerder heeft de conclusie na aanpassingen vervolgens tijdig ingediend.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

I.              hij ondanks uitdrukkelijk verzoek van klaagster geen rekening heeft gehouden met haar planning (verplichtingen in Suriname), waardoor een grondige bestudering en bespreking van de conclusie niet meer tot de mogelijkheden behoorde, waartoe klaagster specifiek aanvoert:

-        Verweerder is de bij klaagster gewekte verwachting dat de conclusie                   tussen 27 en 30 december 2014 zou kunnen worden besproken niet                    nagekomen;

-        Verweerder heeft het concept als PDF bestand gestuurd in plaats van                 als Word-bestand;

-        Verweerder heeft niet alle door klaagster aangedragen punten in de                     conclusie verwerkt;

-        Verweerder heeft niet uitdrukkelijk om een comparitie verzocht.

 

II. de door verweerder bij aanvang van de werkzaamheden gegeven inschatting van de te declareren kosten in grove mate en zonder voorafgaande waarschuwing is overschreden.

 

3.1        Ter toelichting van de klacht heeft klaagster het volgende gesteld:

Ad I.                       Verweerder heeft zijn werkzaamheden niet goed gepland. Hij heeft voor de kerstdagen niet aan het stuk gewerkt, hij had er ook thuis aan kunnen werken, een collega kunnen inschakelen of een nieuw uitstel kunnen vragen op grond van ziekte. Het kantoor van verweerder moest zijn toegerust op een computerstoring. Ter adstructie van dit klachtonderdeel heeft klaagster ter          zitting   nog aangevoerd dat klaagster in de conclusie heeft verzuimd om de discriminatiegrond in haar conclusie te verwerken.

Ad II.                      Verweerder heeft tijdens het eerste gesprek ter indicatie genoemd dat hij ongeveer tien uur nodig zou hebben voor het lezen van de zaak en het opstellen van de conclusie. Deze kostenindicatie is niet in de opdrachtbevestiging vermeld. Verweerder heeft niet gewaarschuwd dat de kosten zo zouden oplopen.

 

4      VERWEER

Ad I.             Er is in overleg met klaagster eerst getracht om een regeling te treffen. Klaagster heeft pas op 22 december 2014 op vragen om informatie van verweerder gereageerd. Verweerder is op tweede kerstdag ziek geworden en was pas op vrijdag 2 januari 2014 weer beter. Terwijl het kantoor gesloten was op die dag heeft verweerder toch aan de conclusie gewerkt. Er was echter sprake van een computerstoring waardoor verweerder de conclusie eerst handmatig  heeft opgesteld. Deze is op maandag 5 januari 2015 uitgewerkt en aan klaagster verzonden. Klaagster heeft schriftelijk op de concept-conclusie gereageerd, de relevante correcties zijn doorgevoerd en de conclusie is tijdig ingediend. Nader uitstel was slechts mogelijk met toestemming van de wederpartij of om dringende redenen en onnodig. De kwaliteit van de conclusie heeft in het geheel niet geleden onder de tijdsdruk.

Ad II.            Er is conform de bestede tijd gedeclareerd en verweerder heeft zich daarbij

gehouden aan de afspraken zoals vastgelegd in de opdrachtbevestiging d.d. 25

november 2014. Betwist wordt dat in het eerste gesprek een tijdsindicatie is gegeven.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

 

De ontvankelijkheid van de klacht.

 

5.2      Uit het dossier blijkt dat klaagster het griffierecht in de onderhavige klachtzaak te laat heeft voldaan, te weten op 15 oktober 2015. De vervaldatum voor betaling was op 13 oktober 2015. Klaagster heeft in dit verband gesteld dat zij de brief van de deken d.d. 16 september 2015, waarin deze vervaldatum werd medegedeeld, niet heeft ontvangen.

5.3      Uit de stukken volgt dat de betreffende brief enkel per gewone post aan klaagster is verzonden, zodat niet blijkt dat klaagster deze tijdig heeft ontvangen. Klaagster heeft het griffierecht, na telefonisch contact met de secretaresse van het bureau van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant, alsnog voldaan. Gelet hierop acht de raad de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar. De klacht zal derhalve ontvankelijk worden verklaard.

          Ad klachtonderdeel I

5.4  Met klager was afgesproken dat in de zaak eerst zou worden beproefd of een minnelijke regeling tot de mogelijkheden behoorde. De raad stelt vast dat verweerder, meteen nadat was gebleken dat in de          betreffende zaak een schikking niet tot de mogelijkheden behoorde en er dus een conclusie moest worden ingediend, met klaagster een afspraak heeft gemaakt (op 17 december 2014) teneinde de zaak verder te bespreken. Bij brief d.d. 18 december 2015 verzocht verweerder om nadere informatie ten behoeve van het concipiëren van de conclusie. Klaagster heeft deze informatie niet eerder dan op 22 december 2015 in de avond bij verweerder aangeleverd.   Naar het oordeel van de raad kon van verweerder, mede gelet op het feit dat in de betreffende periode twee nationale feestdagen en een weekend waren gelegen, in redelijkheid niet  worden verwacht dat deze de conceptconclusie op 27 december 2014 bij klaagster zou aanleveren.

5.5  Dat verweerder vervolgens ziek is geworden – hetgeen tot vertraging heeft geleid- kan hem niet worden verweten. Het behoorde in dit geval tot verweerders verantwoordelijkheid om ervoor zorg te dragen dat daardoor geen termijnen verliepen of fouten werden gemaakt. Dat geldt eveneens met betrekking tot de door verweerder gestelde problemen ten aanzien van het automatiseringssysteem van kantoor. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de raad  voldoende van deze taak gekweten. Immers heeft hij ervoor zorg gedragen dat klaagster de concept-conclusie op 5 januari 2015 alsnog ontving. Klaagster heeft deze kunnen doornemen en becommentarieren, zowel schriftelijk (bij e-mails van 6 januari 2105) als in het skypegesprek met verweerder. De conclusie is door verweerder aangepast en tijdig in procedure gebracht.

5.6  Dat verweerder niet alle met klaagster besproken relevante punten in de conclusie heeft verwerkt en dat de kwaliteit van de conclusie te wensen over liet, is naar het oordeel van de raad niet aannemelijk geworden. De raad stelt in dit verband vast dat uit de laatste e-mail van klaagster (d.d. 6 januari 2015 om 16.04 uur) niet blijkt dat zij naar aanleiding van het haar toegezonden concept nog andere punten wenste te zien opgenomen dan die welke zij in de betreffende e-mail had weergegeven en welke door verweerder werden verwerkt. Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat verweerder ter zake verwijtbaar heeft gehandeld, noch dat was afgesproken om klaagsters standpunt met betrekking tot discriminatie in de conclusie te verwerken. Evenmin acht de raad aannemelijk geworden dat verweerder over onvoldoende kennis van de zaak beschikte om een eventuele regeling aan te gaan.

5.7  Dat klaagster het concept niet in een Word-bestand heeft verzonden, kan hem evenmin worden verweten. Anders dan klaagster meent, overweegt de raad  dat het voor advocaten veelal gebruikelijk is om conceptprocesstukken in PDF- bestand te verzenden, juist om te voorkomen dat daarin door de lezer veranderingen worden aangebracht die later niet meer of moeizaam door de advocaat kunnen worden getraceerd. Dit vloeit voort uit het feit dat de advocaat uiteindelijk ten volle verantwoordelijk blijft voor de inhoud van door hem in te dienen processtukken.

5.8  Hoewel de planning wellicht niet is verlopen zoals aanvankelijk gewenst en de raad aanneemt dat klaagster daarvan ongemak heeft ervaren, kan verweerder gelet op het bovenstaande geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Verweerder heeft er – ondanks meerdere onvoorziene omstandigheden die hem niet kunnen worden toegerekend- alles aan gedaan om klaagster ter wille te zijn en de conclusie tijdig ingediend. Niet blijkt dat er fouten zijn gemaakt of dat de kwaliteit van de conclusie ten koste is gegaan van de ontstane tijdsdruk. Hieruit vloeit tevens voort dat er voor verweerder geen noodzaak bestond om alsnog om aanhouding van de zaak te vragen. Ook klaagster zelf heeft daar voorafgaand aan de indiening van het processtuk niet om verzocht.

5.9        Nu niet blijkt dat verweerder onjuist heeft opgetreden of  geadviseerd en de        belangen van klaagster daardoor zijn geschaad zal de klacht op dit onderdeel            ongegrond worden verklaard.

 

          Ad klachtonderdeel II)

5.10    Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt te bespreken. Meer algemeen is hij  verplicht zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Voorts dient hij zijn cliënt op de hoogte te stellen, zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk had geschat. Daarbij dient hij het maken van onnodige kosten te vermijden.

5.11    De raad stelt vast dat verweerder klaagsters opdracht daags na het eerste gesprek schriftelijk heeft bevestigd, te weten bij brief d.d. 25 november 2014. Verweerder heeft daarin op hoofdlijnen de op dat moment geldende belangrijke afspraken met verweerder beschreven. Tevens is in die brief vastgelegd dat op basis van een uurtarief zou worden gedeclareerd en op welke wijze dit zou geschieden. Niet blijkt dat met klaagster een prijsafspraak is gemaakt voor een vast bedrag dan wel een indicatie is gegeven met betrekking tot het te verwachten aantal uren. Verweerder heeft dit betwist, althans gesteld dat hij zich dit niet kan herinneren. In gevallen waarin de lezing van de partijen over de inhoud van de feiten uiteenloopt en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, kan de klacht niet gegrond worden verklaard. Dat betekening niet dat het standpunt van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerder. Voor het oordeel of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, moet echter eerst voldoende aannemelijk zijn dat het verweten handelen heeft plaatsgevonden. Dat is hier niet het geval. De klacht zal op dit onderdeel eveneens worden afgewezen.

 

6          BESLISSING

          De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère- Straetmans, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries en

E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en

uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016.

 

 

 

Griffier                                                                                     Voorzitter

 

Mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op: 18 april 2016

verzonden aan:

-  klaagster

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West- Brabant    

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  klaagster

-  verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.            Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl