Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:65

Zaaknummer

15-577/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat mag uitgaan van de juistheid van de informatie van zijn cliënt dat deze gedelegeerd bestuurder was. Feiten die ten grondslag liggen aan verweten handelen niet komen vast te staan. Bovendien niet komen vast te staan dat verweerder hiervan op de hoogte was.

Inhoudsindicatie

Klagers hebben geen belang bij klachten die betrekking hebben op verhouding tussen advocaten.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 april 2016

in de zaak 15-577/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

1.

2.

3.

 

klagers

 

tegen:

 

 

verweerder

 

gemachtigde :

 

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 13 november 2015 met kenmerk K15-011 , door de raad ontvangen op 17 november 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 februari 2016 in aanwezigheid van klagers sub 2 en 3, verweerder en de gemachtigde van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennisgenomen van:

-      de brief van de deken van 13 november 2015, met bijlagen;

-      de brief van verweerder dd. 4 februari 2016, met bijlagen

-      e-mail van klager dd. 5 februari 2016, met bijlagen;

-      de brief van verweerder dd. 17 februari 2016.

                                     

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster sub 1 en A hebben op 11 juli 2008 een overeenkomst gesloten, waarbij klaagster sub 1 zich verbond om in termijnen in totaal een totaalbedrag ter hoogte van maximaal drie miljoen te investeren in een race-simulators project (voor research, ontwikkeling, aankoop, vercommercialisering en verkoop van racesimulators) en hebben ter zekerheid een pandrecht gevestigd.

2.2      Op 17 mei 2010 is door klaagster sub 1 een recht van hypotheek gevestigd ten overstaan van notaris X voor een bedrag ad ruim drie miljoen euro voor meerdere onroerende zaken.

2.3      Klager sub 2 heeft op 17 november 2010 zijn functie als bestuurder van A om hem moverende redenen neergelegd.

2.4      A heeft klaagster sub 1 op 7  april 2011 gedagvaard en nakoming van de overeenkomst van 11 juli 2008 gevorderd. Klaagster sub 1 is in deze procedure niet verschenen. Op  2 maart 2011 is een hypotheek gevestigd op aan klagers in privé in eigendom toebehorende onroerende goederen. Op 9 mei 2011 is ter extra zekerheid hypotheek op een drietal percelen van klaagster sub 1 gevestigd.

2.5      De rechtbank te Tongeren heeft klaagster sub 1 bij vonnis dd. 23 mei 2011 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.054.236,94. Op 29 augustus 2011 heeft A de notaris opdracht gegeven tot executoriale veiling, welke op 11 oktober 2011 heeft plaatsgevonden. Klagers hebben na de veiling beslag doen leggen op de geëxecuteerde registergoederen onder de notaris en de kopers van de onroerende zaken. De advocaat van klagers, verder te noemen mr. X,  heeft A en D op 23 november 2011 gedagvaard. Verweerder heeft zich in deze procedure als raadsman namens A en D gesteld. Klager hebben in deze procedure een door partijen ondertekende ontbindingsovereenkomst dd. 11 juli 2008 ingebracht. D stelt dat de ontbindingsovereenkomst valselijk is opgemaakt en betwist de overeenkomst te hebben ondertekend.

2.6      Bij de rechtbank te Tongeren is op 17 februari 2012 een PV van een bijzondere Algemene aandeelhoudersvergadering van 27 januari 2012 voor publicatie neergelegd en later gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1 maart 2012.

2.7      A heeft in kort geding de rechtbank verzocht klagers te veroordelen tot opheffing van de beslagen teneinde de ingezette executie te kunnen voortzetten. De dagvaarding in kort geding is op  7 maart 2012 aan klagers betekend. Op 8 maart 2012 zijn ten overstaan van de notaris de in eigendom aan A toebehorende onroerende goederen overgedragen aan klaagster sub 1. Op 12 maart 2012 zijn Notulen van een tweede bijzondere aandeelhoudersvergadering van A ter griffie van de rechtbank te Tongeren gedeponeerd. De behandeling van het kort geding heeft plaats gevonden op 13 maart 2012. 

2.8      Bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank te Tongeren van 14 maart 2012 zijn op verzoek van A en D drie Belgische advocaten als sekwesters ingesteld over A.

 

2.9      Verweerder heeft bij verzoekschrift dd. 26 maart 2012 namens A een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op onroerend goed ingediend. Bij beschikking dd. 27 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond  toestemming tot het leggen van conservatoir beslag als verzocht verleend, waarna op 27 maart 2012 conservatoir beslag is gelegd.

 

2.10    Op 5 april 2012 heeft een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van A plaatsgevonden ten kantore van de sekwesters.

 

2.11    Klager heeft op 23 november 2012 een strafklacht ingediend bij de rechtbank in Tongeren.

 

2.12    Verweerder heeft bij verzoekschrift dd. 30 januari 2014 namens A verzocht het faillissement van klaagster sub 1 uit te spreken. De rechtbank heeft bij beschikking dd. 24 februari 2015 het verzoek tot faillietverklaring van klaagster sub 1 afgewezen, welke beschikking door het gerechtshof bij beschikking dd. 30 april 2015 is bekrachtigd.

 

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij de onwaarheden kende en de belangen van klagers ernstig heeft geschaad doordat:

1.           verweerder is opgetreden voor en zich heeft laten betalen door A, terwijl hij wist dat klagers door deze rechtspersoon waren opgelicht. Verweerder heeft daarmee geld aangenomen afkomstig uit een misdrijf (schuldheling);

2.           verweerder de rechtbank bewust verkeerd heeft geïnformeerd: verweerder had geen volmacht om voor G.op te treden; W. BV was enig aandeelhouder;

3.           verweerder is opgetreden voor A en D, terwijl de aandelen in dochter V. BV eigendom van klager waren; tegengestelde belangen dus;

4.           verweerder in opdracht van A derhalve onbevoegd, conservatoir beslag heeft gelegd op het onroerend goed van klagers;

5.           verweerder beslagen gelden op zijn derdengeldrekening heeft laten uitbetalen (€ 7.515,33) terwijl er nog geen rechterlijke uitspraak was. Verweerder wist dat zijn cliënt D hier geen recht op had. D was al vanaf 9 maart 2012 geen gedelegeerd bestuurder meer van A;

6.           verweerder met voorbedachte rade niet heeft gecorrespondeerd met de advocaat van klagers;

7.           verweerder tot 7 maal toe de rechtbank verkeerd heeft voorgelicht (betreffende uitstelverzoeken), steeds met als argument dat strafrechtelijk onderzoek in België gaande was; dit terwijl dat al afgerond was;

8.           verweerder ten onrechte de advocaat van klagers heeft uitgemaakt voor abject en infaam;

9.           verweerder klager ervan heeft beticht dat de ontbindingsverklaring dd. 11 juli 2008 in strijd met de waarheid is afgelegd en ingebracht;

10.         verweerder in zijn conclusie van bevindingen dd. 13 maart 2012 alsmede akte vermeerdering van eis de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd;

11.         verweerder misbruik heeft gemaakt van procesrecht door bij verzoekschrift dd. 30 januari 2015 het faillissement van klaagster sub 1 aan te vragen;

12.         verweerder wist dat D geen gedelegeerd bestuurder van A was;

13.         verweerder feiten en omstandigheden heeft gesteld  waarvan hij wist dat deze onwaar zijn;

14.         verweerder namens A een faillissementsverzoek heeft ingediend tegen klaagster sub 1, gebaseerd op vonnissen van de  rechtbank te Tongeren (ad ca 3 miljoen euro). Het  rekest is afgewezen omdat er gelet op de nog lopende herzieningsprocedure geen sprake was van een onbetwiste vordering. De rechtbank en het gerechtshof overwogen dat het middel van faillissementsaanvraag niet is bestemd voor beslechting van “twisten” en dat er dus sprake was van misbruik van procesrecht door de cliënten van verweerder.

 

 

4          VERWEER

4.1    Verweerder trad op voor D en A en diende hun belangen te behartigen. Klagers miskennen het recht van iedere wederpartij dat zij zich tegen onjuiste stellingen mogen verdedigen en dat zij ter zake deze verdediging en/of gebruik van rechten een advocaat mogen raadplegen.

 

4.2     In alle procedures zijn door klagers stukken ingebracht die door D zijn weerlegd. Dat deze informatie klagers niet zint kan verweerder niet worden verweten. Er was voor verweerder geen enkele reden om aan de juistheid van de stukken van D te twijfelen. A en D hebben het recht zich in welke procedure dan ook te verdedigen.

 

4.2     Blijkens onderzoek door de sekwester in België is D altijd aandeelhouder geweest. Andersluidende documenten zijn gebaseerd op valsheid. Dit betekent dat D al die tijd bevoegd bestuurder was van A. De sekwesters hebben verweerder in ieder geval toestemming gegeven gedurende de periode van het onderzoek van de sekwesters de procedures voort te zetten alsmede om gelden vrij te maken om de procedurekosten zijdens A te kunnen voldoen.

 

 

 

5          BEOORDELING

5.1     De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hempassend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdelen 1,2,3,4,5 en 12

5.2     Ten aanzien van hetgeen in bovenvermelde klachtonderdelen aan verweerder wordt  verweten overweegt de raad dat de feiten die ten grondslag liggen aan de verwijten die verweerder worden gemaakt niet zijn komen vast te staan, zodat deze onderdelen op grond daarvan niet gegrond kunnen worden verklaard. De raad overweegt ten overvloede dat bovendien ook indien de aan die klachtonderdelen ten grondslag liggende feiten wel vast zouden zijn komen vast te staan, dat daarmee nog niet vast stond dat verweerder van die feiten op de hoogte was. Verweerder mocht afgaan van de juistheid van de informatie van zijn cliënten dat de heer D gedelegeerd bestuurder was.

Ad onderdelen 6 en 8

5.3     Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de verhouding tussen verweerder en de advocaten van klagers. Klagers hebben bij deze onderdelen van de klacht geen rechtstreeks belang, op grond waarvan zij op deze onderdelen  niet-ontvankelijk worden verklaard.

Ad onderdelen 7,9 ,10, 11,13 en 14

5.4     Verweerder diende de belangen van zijn cliënten te behartigen. Het stond hem vrij om in overleg met zijn cliënten de aanpak van en de inbreng in een zaak te bepalen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder de belangen van klagers nodeloos heeft geschaad. Verweerder mocht afgaan op de juistheid van de informatie van zijn cliënt. Niet gebleken is dat verweerder informatie aan de rechtbank heeft verschaft waarvan hij wist dan wel behoorde te weten dat deze onjuist was. Ook de omstandigheid dat de rechtbank heeft het faillissementsverzoek heeft afgewezen, overwegende dat de vordering onderwerp was van een civiel conflict en dat er daarom geen sprake was van een onbetwiste vordering, betekent nog niet dat verweerder het namens zijn cliënten indienen van een faillissement tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.  

 

 

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

-        verklaart klagers in de onderdelen 6 en 8 van de klacht niet-ontvankelijk;

-        verklaart de klacht in alle overige onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016 .

 

 

 

Griffier                                                                        Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 april 2016

 

verzonden aan:

-            klagers

-            verweerder

-                           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg    

-                           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klagers

-            verweerder

-            de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

-             de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl