Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:72

Zaaknummer

15-595/DB/OB

Inhoudsindicatie

Dat verweerder zonder nader overleg met klager heeft vastgehouden aan de aanvankelijk gekozen strategie is, mede gelet op de zwaarwegende gevolgen daarvan voor klager, in strijd met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend advocaat mag worden verwacht.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Maatregel: voorwaardelijke schorsing voor de duur van 2 weken, kostenveroordeling.

Uitspraak

 

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 18 april 2016

in de zaak 15-595/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

gemachtigde:        

 

 

 

tegen:

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 23 april 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 19 november 2015 met kenmerk 48/15/043K , door de raad ontvangen op 20 november 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2016 in aanwezigheid van klagers gemachtigde en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       Het klachtdossier;

-       Een brief van mr Acda van 8 februari 2016

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is in november 2011 aangehouden op Schiphol terwijl hij gebruik maakte van een vals Bulgaars paspoort. Klager heeft hierna, in verband met het voorhanden hebben van valse reisbescheiden, eerst drie maanden in strafrechtelijke detentie verbleven. Aansluitend is hij in vreemdelingenbewaring gesteld. Tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring is beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft klager (in opvolging van een andere advocaat) verder bijgestaan tijdens het beroep en bij het hoger beroep in zijn vreemdelingenzaak.

2.2      Klager heeft aanvankelijk aangegeven dat hij niet wilde terugkeren naar Turkije in verband met het risico op eerwraak. In het beroepschrift is gesteld dat klager de Bulgaarse nationaliteit had en tijdens de behandeling van het beroep tegen de vreemdelingenbewaring op 27 februari 2012 heeft klager eveneens verklaard Bulgaar te zijn. Het beroep is op 22 mei 2012 afgewezen door de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Utrecht. Verweerder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook in die procedure heeft verweerder zich namens klager op het standpunt gesteld dat deze de Bulgaarse nationaliteit had.

2.3      Gedurende de vreemdelingenbewaring heeft klager meerdere gesprekken met de IND gehad. Tijdens een gesprek met de IND op 30 maart 2012 heeft klager aangegeven dat hij wachtte op zijn advocaat, dat deze de week daarop zou langskomen en dat hij met hem zou gaan bespreken wat te doen. Op 6 april 2012 heeft klager aangegeven dat hij had verwacht dat zijn advocaat zou langskomen, dat hij eerst wilde spreken met zijn advocaat en dat hij niet in detentie wilde blijven.  Tijdens een gesprek op 11 september 2012 heeft klager aangegeven dat hij de Turkse nationaliteit had en dat hij in bezit was van een Turks paspoort waarvan de geldigheid was verlopen. Daarbij heeft hij medegedeeld dat de politie in Turkije hem zocht maar dat hij desondanks snel terug wilde naar Turkije.

2.4      Tijdens een gesprek met de IND op 20 september 2012 heeft klager dit herhaald en aangegeven dat zijn paspoort bij een oom in Eindhoven lag. De marechaussee heeft het paspoort daar opgehaald nadat verweerder de oom van klager had geadviseerd om het paspoort mee te geven. Klager is op 6 oktober 2012 uitgezet naar Turkije.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)         Verweerder adviseerde klager vol te blijven houden met liegen over nationaliteit.

b)         Klager had het heel zwaar in de P.I. Almere en had gezondheidsproblemen waarvoor medische hulp nodig was. Verweerder ondernam niets maar verzekerde klager dat hij over ettelijke maanden wel weer vrij zou zijn;

c)         Verweerder was er niet toen er cruciale gesprekken met de IND werden gevoerd op onder andere 30 maart 2012 en 6 april 2012 waardoor klager zich niet goed geadviseerd heeft gezien;

d)         Verweerder heeft (ondanks dat de IND niet voornemens bleek te geloven dat klager de Bulgaarse nationaliteit had) steeds getracht aan te tonen met documenten dat klager toch de Bulgaarse nationaliteit heeft;

e)         In het beroepschrift heeft verweerder tal van leugens geschreven. Hij merkte niet op dat klager ook de Turkse nationaliteit had terwijl hij dat van meet af aan wist;

f)          Verweerder heeft niets gedaan met tal van documenten die hem door de oom zijn aangereikt en die aantoonden dat klager Turks was maar niet terug kon naar Turkije.

 

3.2       Ter toelichting van de klacht heeft klager naar voren gebracht dat verweerder      wist           dat klager inwoonde bij zijn oom in Eindhoven, dat hij Turks was, vreesde voor    uitzetting naar Turkije en daarom niet terug wilde. Verweerder verzekerde dat       navolging van het advies zou leiden tot snelle vrijlating. Uiteindelijk is klager toch     uitgezet naar Turkije.

 

4          VERWEER

Klager wilde niet terug naar Turkije omdat hij daar risico liep in verband met een vete. Met hem is de mogelijkheid besproken om vol te houden dat hij de Bulgaarse nationaliteit had. Klager is daarbij  op de hoogte gesteld van het feit dat er dan 9 maanden vreemdelingenbewaring zouden volgen en hij was het daarmee eens.  Er is nooit toegezegd dat hij snel vrij zou komen. Klager wilde na 7 maanden vreemdelingendetentie zelf terug naar Turkije. Vanwege deze wens heeft verweerder de oom geadviseerd om klagers paspoort aan de marechaussee af te geven. Hierna is klager uitgezet naar Turkije. Klager heeft nooit nader onderbouwd dat hij in Turkije gevaar liep zodat verweerder dat in de procedure ook niet kon aantonen. De oom heeft wel documenten aangereikt maar die waren opgesteld in de Turkse taal. Verweerder hoefde niet bij de gesprekken met de IND te zijn gezien de strategie die met hem was afgesproken. Dat klager gezondheidsproblemen had in de PI was verweerder niet bekend.

 

5          BEOORDELING

5.1         De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

 

5.2     De raad stelt vast dat de verschillende onderdelen van de klacht sterk met elkaar verweven zijn en allen voortvloeien uit de aan verweerder verweten strategie in de zaak en het daarbij tekortschieten in de zorg voor zijn cliënt. De raad zal de klachtonderdelen derhalve niet afzonderlijk maar in onderlinge samenhang beoordelen.

 

5.3      De raad stelt daarbij voorop dat een advocaat gehouden is om belangrijke afspraken met zijn cliënt schriftelijk te bevestigen. Dit dient mede om deze in staat te stellen om tot een goed geïnformeerd en weloverwogen oordeel te komen over de te nemen beslissingen in zijn zaak. Vast staat dat verweerder klager niet schriftelijk heeft geïnformeerd omtrent het plan van aanpak in de zaak. Gelet op het bovenstaande mocht dit wel van verweerder worden verwacht, zeker gelet op de ernstige (op voorhand vaststaande) consequenties daarvan voor klager. Dat ten gevolge daarvan voor klager onduidelijkheden en misverstanden zijn ontstaan over het plan van aanpak, komt gelet hierop dan ook voor rekening en risico van verweerder en valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten.

5.4      Van verweerder mocht bovendien worden verwacht dat hij de aanvankelijk ingezette strategie gaandeweg de opeenvolgende procedures met klager opnieuw had besproken en dat hij zich er met regelmaat van zou vergewissen of klager hier nog wel mee instemde. Zeker gelet op zwaarwegende gevolgen voor klager (een lange detentie), de duur van de procedures en het feit dat het beroep in eerste aanleg door de rechtbank ongegrond werd verklaard. In dat licht bezien had het dan ook op zijn weg gelegen om klager hieromtrent in detentie te bezoeken. Temeer nu hij wist dat het niet goed ging met klager en deze (blijkens de gespreksverslagen) in maart en april 2012 reeds  tegenover de IND had aangegeven dat hij wachtte op een bespreking met zijn advocaat. Dat verweerder zonder nader overleg met klager heeft vastgehouden aan de aanvankelijk gekozen strategie acht de raad in strijd met de zorgvuldigheid en zorg die van een bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De klacht zal in zoverre gegrond worden verklaard.

5.5      Dat verweerder klager zou hebben voorgehouden dat hij met de gekozen strategie snel vrij zou komen en niet zou worden uitgezet, is door verweerder weersproken en kan op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet worden vastgesteld.

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van 2 weken passend en geboden. De raad neemt hierbij de ernst van het tuchtrechtelijk verwijt in aanmerking en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder

 

7        GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

7.1.    Aangezien de klacht grotendeels gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR  50,00 aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

-           verklaart de klacht gegrond voor zover klager heeft nagelaten belangrijke  afspraken met zijn cliënt te bevestigen en de aanvankelijk ingezette strategie in de             zaak met hem opnieuw te bespreken;

-           verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

-           legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken;

-           bepaalt dat de opgelegde schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-           stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

-           veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klager;

-           veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50,00 aan klager;

-           veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

-           bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot 5 jaren.

 

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries en E.J.P.J.M. Kneepkens , leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016.

 

Griffier                                                                                      Voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 april 2016

 

verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch      

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gedeeltelijk ongegrond verklaarde klachtonderdelen  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen,

  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch      

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.            Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl