Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:222

Zaaknummer

15-28

Inhoudsindicatie

Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

Uitspraak

Beslissing van 17 augustus 2015

in de zaak 15-28

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 30 maart 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te [plaats]

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 31 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 2 maart 2015 met kenmerk 14-0221, door de raad ontvangen op 3 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 30 maart 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 maart 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 8 april 2015 door de raad ontvangen op 10 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2015 in aanwezigheid van verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 8 april 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 Verweerster heeft in een klachtenprocedure, waarin zij optrad als voorzitter van de klachtencommissie van Bureau Jeugdzorg, een verkeerd oordeel gegeven. De voorzitter van de raad heeft de klacht niet inhoudelijk beoordeeld.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Niet is gebleken dat verweerster zich bij de uitoefening van haar werkzaamheden zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad: hetgeen klager heeft gesteld over het optreden van verweerster kan – naar de voorzitter terecht heeft geoordeeld – niet tot dit oordeel leiden. Ten overvloede: van het schaden van het vertrouwen in de advocatuur is ook geen sprake als - naar klaagster in het verzet aanvoert -  de klachtencommissie waarvan verweerster deel uitmaakte een verkeerd oordeel zou hebben gegeven.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr.  M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, K.F. Leenhouts, K.J. Verrips, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr.  P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2015.

griffier voorzitter