Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:221

Zaaknummer

15-77

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft via internet een zaak ingenomen. Klager vroeg om een cassatieadvocaat. Verweerder ging ervan uit dat klager een advocaat zocht voor een hoger beroep, nam de zaak in, vroeg een toevoeging aan en liet klager een voorschot betalen. Daarna bleek dat verweerder de zaak niet kon doen omdat hij geen cassatieadvocaat is. De raad oordeelt dat verweerder buitengewoon onzorgvuldig en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Mede gelet op zijn tuchtrechtelijk verleden wordt aan verweerder een berisping opgelegd.

Uitspraak

Beslissing van 9 november 2015

in de zaak 15-77

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 mei 2015 met kenmerk

RvT 14-0240, door de raad ontvangen op 18 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 augustus  2015 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij die brief bevindende inventarislijst en die zijn genummerd van 1 tot en met 5.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager en verweerder zijn via internet met elkaar in contact gekomen. Klager handelde als gemachtigde van zijn zus (in een huurkwestie) en had via internet kenbaar gemaakt dat hij een advocaat zocht om cassatie in te stellen.

2.3 Omdat verweerder het verzoek van klager opvatte als een verzoek om hoger beroep in te stellen heeft hij daarop positief gereageerd en heeft hij klager bericht dat hij een toevoeging zou aanvragen. Vervolgens heeft verweerder klager bericht dat hij een bedrag van

€ 500,-- moest betalen als voorschot op de eigen bijdrage en het griffierecht. Klager heeft dit gedaan.

2.4 Toen verweerder de stukken van klager ontving en daaruit bleek dat het inderdaad om een cassatieprocedure ging en niet om een procedure in hoger beroep, heeft verweerder klager bericht dat hij niet bevoegd was tot het voeren van cassatieprocedures.

2.5 Verweerder heeft klager vervolgens in contact gebracht met een andere advocaat, mr. D., die wel bevoegd was tot het voeren van procedures in cassatie.

2.6 Verweerder heeft de eigen bijdrage die klager hem had betaald, doorbetaald aan mr. D. 

2.7 Mr. D. heeft de zaak van klager in behandeling genomen en heeft aan klager een negatief cassatieadvies uitgebracht.

2.8 Naar aanleiding van het negatieve cassatieadvies heeft verweerder het griffierecht dat klager hem had betaald aan klager terugbetaald.

2.9 Bij brief van 27 januari 2015 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) klager te misleiden door positief te reageren op het bericht van klager waarin klager aangaf op zoek te zijn naar een advocaat die cassatie kon instellen, terwijl verweerder niet bevoegd is om cassatieprocedures te voeren.

b) klager vervolgens te verwijzen naar een cassatieadvocaat en deze (namens klager) te vragen om een cassatieadvies terwijl klager geen advies wilde maar direct cassatie wilde instellen.

3.2 Ter toelichting op de klacht stelt klager dat verweerder in eerste instantie positief reageerde op zijn bericht. Klager moest een voorschot op het griffierecht en de eigen bijdrage betalen en daarna zou verweerder aan de slag gaan.

3.3 Pas toen inmiddels een aanzienlijk deel van de resterende termijn om cassatie in te stellen was verstreken, berichtte verweerder hem dat hij niet bevoegd was om een cassatieprocedure te voeren.

3.4 Verweerder heeft klager vervolgens in contact gebracht met mr. D. Hoewel klager verweerder duidelijk heeft verteld dat het hem erom ging dat daadwerkelijk cassatie werd ingesteld, heeft mr. D. alleen een (negatief) cassatieadvies afgegeven. Op dat moment was de termijn om in cassatie te gaan bijna verstreken zodat klager geen mogelijkheid meer had om nog een andere cassatieadvocaat te zoeken.

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij in eerste instantie positief heeft gereageerd op klagers hulpvraag. Hij heeft direct een toevoeging aangevraagd en nadat door klager een voorschot op de eigen bijdrage en het griffierecht was betaald werd het verweerder duidelijk dat het inderdaad om een cassatieprocedure ging. Op dat moment was er nog maar één of twee weken te gaan voordat de termijn verstreek. Hij voelde zich vervolgens verplicht om klager in contact te brengen met een cassatieadvocaat. Hij heeft toen als voorwaarde gesteld dat klager akkoord zou gaan met de advocaat die hij voor hem zou vinden.

4.2 Verweerder heeft cassatieadvocaat mr. D. bereid gevonden om klager bij te staan. Verweerder heeft mr. D. vervolgens opdracht gegeven en heeft de toevoeging overgedragen aan mr. D. Daarna hield zijn bemoeienis met het dossier op.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

ad klachtonderdeel a)

5.2 Vast is komen te staan dat verweerder positief heeft gereageerd op klagers schriftelijke hulpvraag waarmee klager aangaf een advocaat te zoeken voor een cassatieprocedure. Uit het feit dat verweerder een toevoeging heeft aangevraagd en om betaling van de eigen bijdrage en griffierecht heeft verzocht blijkt dat verweerder de zaak zonder persoonlijk contact met klager te hebben gehad in behandeling heeft genomen. Verweerder heeft gesteld ervan uit te zijn gegaan dat klager zich vergiste en een advocaat zocht om een procedure in hoger beroep te voeren.

5.3 Verweerder is met klager via internet in contact gekomen en de verdere contacten zijn ook langs die weg gelopen. Die werkwijze, die voor rekening en risico van de advocaat komt, kan risico’s met zich meebrengen in die zin dat advocaat en cliënt elkaar wellicht niet goed begrijpen. Op grond van gedragsregel 4 behoort de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen. Uit deze gedragsregel vloeit voort dat de advocaat gehouden is de informatie die hij van de cliënt krijgt te verifiëren, ook als hij zijn praktijk via internet voert.

5.4 Door na te laten de informatie die verweerder van klager kreeg te verifiëren, maar in plaats daarvan de zaak in te nemen en een toevoeging aan te vragen, waarbij pas geruime tijd later aan het licht kwam dat het inderdaad om een cassatieprocedure en niet om een procedure in hoger beroep ging met als gevolg dat verweerder klager niet kon bijstaan, heeft verweerder buitengewoon onzorgvuldig en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.  

ad klachtonderdeel b)

5.5 Verweerder heeft klager vervolgens verwezen naar een cassatieadvocaat, mr. D. Het is een gebruikelijke gang van zaken dat cassatieadvocaten eerst een cassatieadvies afgeven en vervolgens afhankelijk van de inhoud van dat cassatieadvies al dan niet cassatie instellen. Zo is het ook in het onderhavige geval gegaan. Het cassatieadvies van mr. D. was negatief waardoor mr. D. geen cassatie wilde instellen voor klager.

5.6 De raad overweegt dat het beter was geweest wanneer verweerder van tevoren duidelijk had gemaakt aan klager dat de normale gang van zaken is dat, alvorens er cassatie wordt ingesteld, eerst een cassatieadvies wordt afgegeven. In dat geval had klager geen verkeerde verwachtingen gehad van de door mr. D. te verlenen bijstand. Dit betekent echter niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager naar mr. D. te verwijzen zonder te vermelden dat mr. D. voornoemde, gebruikelijke gang van zaken zou volgen. Klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad is van oordeel dat, mede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, de maatregel van berisping passend en geboden is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond en klachtonderdeel b) ongegrond.

- legt aan verweerder ter zake het gegrond verklaarde klachtonderdeel een berisping op.

Aldus gewezen door: mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. H. Dulack, K.F. Leenhouts, R.P.F. van der Mark en A.S. Zweerman – Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  9 november 2015.

griffier voorzitter