Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:80

Zaaknummer

7490

Inhoudsindicatie

Klacht dat de advocaat de tegenpartij van klager ten onrechte is gaan bijstaan. Klager is geen cliënt van de advocaat geworden. Dit betekent niet zondermeer dat verweerder de tegenpartij van klager mocht bijstaan. Of verweerder dit mocht doen, is afhankelijk van de inhoud van de gesprekken tussen klager en verweerder. Het hof kan vanwege de niet gelijkluidende verklaringen van klager en verweerder op dit punt de inhoud van de gesprekken niet vaststellen en is evenmin in staat om vast te stellen of verweerder ten onrechte rechtsbijstand is gaan verlenen aan de ex-vriendin van klager. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing

van 25 april 2016   

in de zaak 7490

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 27 maart 2015, onder nummer 11/13, aan partijen toegezonden op 30 maart 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2015:156.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 april 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    het e-mailbericht van klager aan het hof van 15 september 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 maart 2016, waar klager en verweerder, bijgestaan door mr. M, advocaat te G, zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

verweerder, ondanks het feit dat hij uitvoerig met klager heeft gesproken en van deze informatie heeft ontvangen, vervolgens de tegenpartij van klager is gaan bijstaan, terwijl hij eerder had laten weten klager niet te willen bijstaan. Verweerder mocht de tegenpartij van klager niet bijstaan omdat klager in een aantal gesprekken uitgebreide inhoudelijke informatie heeft gegeven, die nadien tegen klager is gebruikt.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Begin 2012 is klager langs geweest bij het kantoor van verweerder. Klager heeft in die tijd met diverse advocaten van het kantoor van verweerder, onder wie verweerder zelf, gesproken en hen gevraagd hem rechtskundige bijstand te verlenen. Geen van de advocaten van het kantoor was bereid om klager bij te staan.

4.2    De tegenpartij van klager was een ex-vriendin van klager. Zij heeft zich nadien, in mei 2012, bij  verweerder gemeld. Verweerder heeft haar rechtsbijstand verleend.

5    BEOORDELING

5.1    Klager heeft zijn klacht op 18 september 2012 ingediend. Dit betekent dat die klacht wordt behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing wordt verwezen naar de Advocatenwet, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Met de raad is het hof van oordeel dat klager geen cliënt van verweerder is geworden. Verweerder heeft met klager gesproken en heeft aan klager een voorschot gevraagd alvorens hij de zaak van klager wilde aannemen. Zowel klager als verweerder verklaren dat dit voorschot niet is betaald.

5.3    De raad heeft met juistheid tot uitgangspunt genomen dat het feit dat klager niet de cliënt van verweerder is geworden, niet zondermeer betekent dat verweerder vervolgens de tegenpartij van klager mocht bijstaan. Of verweerder dit mocht doen, is afhankelijk van de inhoud van de gesprekken tussen klager en verweerder.  Over de inhoud van die gesprekken verklaren klager en verweerder niet gelijkluidend. Klager stelt ter zitting van het hof dat de gesprekken zijn gegaan over tegen hem gerichte pamfletten waarvoor zijn ex-vriendin verantwoordelijk zou zijn. Verweerder verklaart ter zitting van het hof met klager te hebben gesproken over een strafzaak waarvoor klager bestanden nodig had en over de ex-vrouw van klager. Gelet hierop is het hof niet in staat vast te stellen welke de inhoud van de door klager bedoelde gesprekken is geweest en evenmin in staat vast te stellen of verweerder ten onrechte rechtsbijstand is gaan verlenen aan de ex-vriendin van klager.

5.4    Ter zitting van het hof heeft klager verzocht de behandeling van de zaak aan te houden opdat het hof kennis zou kunnen nemen van de afloop van de procedure over de door klager tegen de deken ingediende klacht over de pamfletten. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen, wijst het hof dit verzoek om aanhouding af.

5.5    Het voorgaande brengt mee dat het hof de beslissing van de raad zal bekrachtigen. 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad voor Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2015, onder nummer 11/13.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.P. Balkema, G. Creutzberg, J.R. Krol en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2016.

                              

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 25 april 2016.