Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-04-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:74
Zaaknummer
15-665/DB/LI
Inhoudsindicatie
Een descente er op is gericht om aan de hand van het procesdossier en het reeds ingebrachte bewijsmateriaal de situatie ter plaatse te bekijken. Geen concrete feiten of omstandigheden waaruit blijkt fat verweerder in zijn dienstverlening tekort is geschoten. Niet gebleken dat verweerder een onjuiste risico-inschatting heeft gemaakt.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 18 april 2016
in de zaak 15-665/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 27 juni 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 11 december 2015 met kenmerk K15-095 , door de raad ontvangen op 14 december 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 februari 2016 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 11 december 2015, met bijlagen;
- de brieven van klagers dd. 5 en 28 januari 2016; 4 en 8 februari 2016, met bijlagen
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster heeft klagers bijgestaan in een geschil met Woningstichting X. Klagers hadden in rechte een schadevergoeding als gevolg van een val van een trap gevorderd. De rechtbank heeft bij vonnis van 23 januari 2013 de schadevordering van klagers afgewezen. Klagers zijn in de procedure in eerste aanleg bijgestaan door mr. Y.
2.2 Op 11 juni 2013 heeft Woningstichting X in rechte ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning en veroordeling van klagers tot betaling van achterstallige huur gevorderd. Verweerder heeft klagers in deze procedure bijgestaan. Klagers zijn bij vonnis van de rechtbank van 22 januari 2014 veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen. Bij voormeld vonnis is tevens de huurovereenkomst ontbonden en is de ontruiming van de woning bevolen.
2.3 Verweerder heeft namens klagers in beide zaken hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft de behandeling van beide appelzaken gevoegd. Op 7 april 2015 heeft in de gevoegde appelzaken een descente plaatsgevonden en is tevens een comparitie van partijen gehouden. Ter comparitie is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, welke door partijen is ondertekend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder voorafgaande aan de descente overleg heeft gepleegd met de wederpartij;
2. het proces verbaal niet door verweerder maar door zijn kantoorgenoot is opgesteld;
3. verweerder tijdens de descente niets ter zake dienende heeft ingebracht (bv foto’s, rapporten);
4. verweerder te weinig dossieronderzoek heeft verricht;
5. verweerder andere zaken tegen Woningstichting X evenmin goed heeft afgewikkeld.
4 VERWEER
4.1 Verweerder betwist voorafgaande aan de descente/comparitie overleg te hebben gevoerd met de wederpartij. Verweerder heeft wel samen met zijn cliënten voorafgaand aan de descente in afwachting van de komst van de rechter-commissaris met de wederpartij in de woning van cliënten koffie gedronken. Er is toen niet inhoudelijk over de zaak gesproken.
4.2 Verweerder heeft voorafgaand aan de descente alles met klagers doorgesproken, ook dat niet alleen de schade ten gevolge van de val van de trap, maar ook de huurachterstand en de ontruiming van de woning aan de orde zouden komen en dat dit door de wederpartij mogelijk als wisselgeld zou worden ingezet. Nadat X tijdens de comparitie stevig bleef inzetten op ontruiming van de woning heeft verweerder tijdens de schorsing klagers gewezen op het risico dat klagers de vordering tot schadevergoeding zou worden ontzegd, terwijl de vordering tot ontruiming mogelijk zou worden toegewezen.
4.3 Het proces-verbaal is door de raadsheer en de griffier ondertekend en de vaststellingsovereenkomst door partijen zelf.
4.3 Tijdens de descente is de zaak ten overstaan van de raadsheer aan de hand van het reeds overgedragen bewijsmateriaal nogmaals toegelicht. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat er sprake was van een descente en er geen sprake was van het houden van een pleidooi.
4.4 Verweerder heeft het dossier voorafgaande aan de descente wel bestudeerd.
4.5 Verweerder heeft de belangen van klagers in de overige zaken naar behoren behartigd:
- in de pensioenkwestie heeft verweerder klagers geadviseerd geen procedure aanhangig te maken gelet op het geringe belang. Klager kon zich hierin vinden, wat verweerder in zijn brief van 7 november 2014 heeft bevestigd;
- In de letselschadezaak waren onvoldoende aanwijzingen aanwezig om tot een aansprakelijkstelling over te gaan. Klager heeft hier ook verder niet op aangedrongen;
- in de kwestie tegen de N. maatschappij heeft verweerder geen aanwijzingen gevonden die de betwisting van de vordering van N. op klagers konden staven.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder betwist voorafgaand aan de descente/comparitie overleg te hebben gevoerd met de wederpartij. Nu de opvattingen van partijen over hierover lijnrecht tegenover elkaar staan, kan dit onderdeel van de klacht niet gegrond worden verklaard . V oor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld moet immers eerst voldoende aannemelijk zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze niet het geval.
5.2 Het tweede onderdeel van de klacht is feitelijk onjuist, aangezien het proces-verbaal door de raadsheer en de griffier is ondertekend en de vaststellingsovereenkomst door partijen zelf. Het tweede onderdeel van de klacht kan derhalve evenmin gegrond worden verklaard.
5.3 Klagers hebben onvoldoende aangetoond dat verweerder tijdens de descente/comparitie de belangen van klagers onvoldoende heeft behartigd. Verweerder stelt terecht dat een descente er op is gericht om aan de hand van het procesdossier en het reeds ingebrachte bewijsmateriaal de situatie ter plaatse te bekijken. Klagers hebben niet met concrete feiten onderbouwd waarin verweerder tijdens de descente/comparitie tekort is geschoten. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting van de raad naar voren is gebracht is hiervan evenmin gebleken, zodat ook het derde onderdeel van de klacht ongegrond is.
5.4 Klagers hebben geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerder het dossier van klagers onvoldoende heeft bestudeerd dan wel aan klagers gedane toezeggingen niet is nagekomen. Het was de taak van verweerder om klagers tijdens de (schorsing van) de comparitie te wijzen op de risico’s van verder procederen. Niet gebleken is dat verweerder beschikte over onvoldoende dossierkennis en tot een onjuiste risico-inschatting is gekomen. Het vierde onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.
5.5 Verweerder heeft gemotiveerd betwist en met overlegging van bewijsmateriaal de overige zaken van klagers onvoldoende zorgvuldig te hebben behandeld. Het standpunt van verweerder is door klagers niet betwist, zodat ook het vijfde onderdeel van de klacht niet gegrond kan worden verklaard.
BESLISSING
de raad van discipline:
verklaart de klacht in alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016 .
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 18 april 2016
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl