Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:98

Zaaknummer

16-296/A/A

Inhoudsindicatie

16-296/A/A: Verzoek ex. artikel 60b Advocatenwet toegewezen: schorsing in de uitoefening van de praktijk voor onbepaalde tijd.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 25 april 2016

in de zaak 16-296/A/A

naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van:

de heer mr. P.N. van Regteren Altena, in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 april 2016 met kenmerk 40-16-0241, door de raad ontvangen op 1 april 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten Amsterdam (hierna: de Orde) een verzoek als bedoeld in artikel 60b van de Advocatenwet ten aanzien van verweerder ingediend.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van 12 april 2016 in aanwezigheid van de deken, zijn stafmedewerker mevrouw mr. J.M.C. ten Hoope en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brief en van de bij die brief gevoegde stukken.

1.4 De raad doet vervroegd uitspraak op 25 april 2016. Partijen zijn van die datum in kennis gesteld.

2 FEITEN

2.1 Verweerder is beëdigd te Amsterdam op 14 november 2012. Samen met zijn patroon, mr. J, en anderen vormde hij een kostenmaatschap. Inmiddels is aan verweerder de stageverklaring uitgereikt.

2.2 De kostenmaatschap heeft de samenwerking met verweerder opgezegd tegen 1 december 2015. Mr. J heeft op 5 januari 2016 contact opgenomen met de Orde met de mededeling dat post van verweerder, waaronder dwangbevelen van de Belastingdienst, nog steeds op zijn kantoor werd ontvangen.

2.3 Een stafmedewerker van de Orde heeft daarop geprobeerd contact met verweerder te krijgen. Toen dat niet lukte, heeft de stafmedewerker bij e-mail van 6 januari 2016 aan verweerder bericht dat aan de Officier van Justitie zou worden verzocht te rekwireren tot schrapping van verweerder van het tableau. Verweerder heeft toen wel contact met de Orde opgenomen.

2.4 Op 11 februari 2016 heeft de deken met verweerder een bespreking gevoerd. Daarin is afgesproken dat verweerder uiterlijk 19 februari 2016 in ieder geval de entreetoets met betrekking tot zijn nieuwe kantoor invult en  een besluit neemt over een mogelijk nieuwe samenwerking. Ook is afgesproken dat verweerder dan schriftelijk zal hebben gereageerd op een eind 2015 ingediend bemiddelingsverzoek van een andere (cassatie)advocaat die door verweerder ingeschakeld zou zijn maar van wie verweerder de facturen langdurig onbetaald heeft gelaten.

2.5 Toen verweerder de uiterste datum voor het nakomen van deze afspraken ongebruikt had laten verstrijken, heeft een stafmedewerker van de deken verweerder op 25 februari 2016 en 1 maart 2016 gerappelleerd. Verweerder heeft niet gereageerd.

2.6 Op 7 maart 2016 diende de hoofdelijke omslag over 2016 aan de Nederlandse Orde van Advocaten te zijn voldaan. Verweerder heeft de bijdrage niet voldaan.

2.7 Op 17 maart 2016 meldde een (voormalig) cliënt van verweerder (hierna: cliënt B) de Orde dat hij verweerder in verband met een door hem behandelde zaak tegen de Belastingdienst: “wel 50 keer heeft geprobeerd telefonisch te bereiken” maar dat verweerder onbereikbaar was. Cliënt B ging ervan uit dat verweerder nog kantoor hield bij de kostenmaatschap aangezien hij geen adreswijziging van verweerder had ontvangen. Cliënt B vermeldde daarbij dat op 24 februari 2016 stukken bij de Belastingdienst hadden moeten zijn ingediend maar verweerder dat had nagelaten. Een stafmedewerker van de deken heeft vervolgens op 22 maart 2016 opnieuw getracht telefonisch contact met verweerder te krijgen. Dat is niet gelukt. Ook op terugbelverzoeken heeft verweerder niet gereageerd. Bij e-mail van 29 maart 2016 heeft de deken aan verweerder bericht dat hij op 31 maart 2016 op het Bureau van de Orde werd verwacht voor een gesprek met de deken. Verweerder heeft niet op de e-mail gereageerd en hij is niet verschenen.

3 GRONDEN VAN HET VERZOEK

3.1 De deken heeft het schorsingsverzoek als volgt toegelicht. Noch aan zijn cliënten noch aan instanties zoals de Orde, BAR Beheer en de rechtbank heeft verweerder een adreswijziging gestuurd. Hij heeft betalingsachterstanden laten ontstaan, onder meer bij de Orde, de Belastingdienst en bij de hiervoor onder 2.4 bedoelde cassatieadvocaat. Tot slot wijst de deken op de inhoud van de hiervoor onder 2.7 bedoelde melding van cliënt B.

3.2 Verweerder is de afspraken die op 11 februari 2016 zijn gemaakt niet nagekomen.

3.3 De deken concludeert dat verweerder er blijk van heeft gegeven zijn praktijkvoering niet op orde te kunnen krijgen en dat de rechtshulpverlening aan cliënten in het gedrang is.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij niet adequaat en voortvarend heeft gereageerd en dat de door de deken aangevoerde gronden geen rechtsgrond ontberen.

4.2 Verweerder heeft daarnaast aangevoerd dat hij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft waarvan de premie is voldaan, dat hij nu kantoor aan huis houdt, met enkele cliënten mailcontact heeft gehad en dat de Raad voor Rechtsbijstand nu van zijn huidige kantooradres op de hoogte is. Met betrekking tot de zaak van cliënt B voert verweerder aan dat de beroepstermijn nog loopt maar dat hij niet ziet welke gronden hij voor cliënt B zou kunnen aanvoeren.

4.3 Met betrekking tot de financiën voert verweerder aan dat hij betalingen verwacht; enerzijds uit uitstaande declaraties, anderzijds vanwege bij de Raad voor Rechtsbijstand nog in te dienen declaraties. Die betalingen bij elkaar maken dat verweerder verwacht net rond te kunnen komen. In de toekomst zal hij meer zaken hebben want verweerder heeft mogelijk van twee advocaten proposities.

5 BEOORDELING

5.1 De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat verweerder geen blijk heeft gegeven zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen. Hiertoe overweegt de raad onder meer dat verweerder zijn hoofdelijke omslag over 2016 niet heeft betaald, een betalingsachterstand heeft bij de Belastingdienst en niet of nauwelijks bereikbaar is. Pas na de aankondiging dat de Officier van Justitie zou worden verzocht te rekwireren tot schrapping heeft verweerder contact opgenomen met de deken. De vervolgens met de deken gemaakte afspraken, waaronder de voor een zelfstandig advocaat basale verplichting van het invullen van de entreetoets, is verweerder niet nagekomen. De meeste van de vele pogingen van de deken om in contact te treden met verweerder heeft hij genegeerd. De meldingen van de cassatieadvocaat en cliënt B zijn zorgwekkend. Tegenover al deze verwijten heeft verweerder slechts gesteld dat hij twee proposities heeft en hoopt zo uit de problemen te komen.

5.2 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek van de deken om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen moet worden toegewezen. Op grond van artikel 60b lid 7 Advocatenwet kan verweerder de raad in de toekomst verzoeken de schorsing op te heffen indien en wanneer verweerder zijn praktijk weer behoorlijk kan uitoefenen.

BESLISSING

De raad van discipline schorst verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G. Kaaij, H.C.M.J. Karskens, N.M.N. Klazinga en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is op 25 april 2016 in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de secretaris van de Algemene Raad

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres: Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl