Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:15

Zaaknummer

25/15

Inhoudsindicatie

Klacht tegen verweerder in hoedanigheid van naamgever/ klachtenfunctionaris  van een advocatenkantoor. Van verweerder mocht worden verwacht dat hij aan hem gerichte brieven van klager binnen redelijke termijn schriftelijk afdoende beantwoordde en een standpunt innam, temeer daar sprake was van een serieuze aansprakelijkstelling van het advocatenkantoor van verweerder wegens een vermeende beroepsfout van een advocaat van dat kantoor. De raad verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder een maatregel van een enkele waarschuwing op.

Uitspraak

Beslissing van 22 februari 2016

in de zaak 25/15

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 februari 2015 met kenmerk 2014 KNN128, door de raad ontvangen op 12 februari 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 11 februari 2015 en de in die brief genoemde bijlagen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In 2007 heeft klager een nieuwe woning laten bouwen door de aannemer P. Doordat klager zijn oude woning niet verkocht kreeg en in de financiële problemen geraakte, heeft klager ook de nieuwe woning (verder: de woning) te koop gezet. Deze is, na een aantal juridische procedures van de koper jegens klager, in juli 2008 verkocht.

2.3    Koper heeft daarna van klager in rechte schadevergoeding gevorderd wegens bouwkundige gebreken aan de woning. In die procedure heeft mr. X de toenmalige advocaat van klager werkzaam op het kantoor van verweerder, aannemer P. in vrijwaring opgeroepen. Mr. X heeft verzuimd de dagvaarding in de hoofdzaak mee te laten betekenen aan aannemer P. Daarop heeft de rechtbank de dagvaarding jegens aannemer P. nietig verklaard.

2.4    Klager heeft bij brief van 29 november 2012 het kantoor van verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de door mr. X gemaakte beroepsfout.

2.5    Na het vertrek van mr. X van het kantoor van verweerder heeft mr. Y, ook werkzaam op het kantoor van verweerder, namens klager aannemer P. in een zelfstandige bodemprocedure aangesproken. De vordering van de koper op klager (circa € 175.000,-) is grotendeels toegewezen.

2.6    Klager heeft bij brieven d.d.10 januari 2013 en 17 februari 2013 verweerder verzocht om inhoudelijk te reageren op zijn brief van 29 november 2012.

2.7    Klager is tijdens de procedure tegen aannemer P. in september 2013 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder heeft namens klager met aannemer P. een schikking getroffen.

2.8    Bij brief van 24 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.9    Sinds 7 oktober 2015 is verweerder werkzaam bij een ander advocatenkantoor.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

niet te reageren op de brief van klager van 29 november 2012, noch op zijn twee latere brieven, die juist waren gericht aan verweerder als kantooroudste/ naamgever van het kantoor. Ook van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar ontving klager geen bericht zodat hij aannam dat verweerder de aansprakelijkheidsstelling niet had gemeld bij zijn verzekering. Ook de door klager via DAS ingeschakelde advocaat werd niet fatsoenlijk geïnformeerd door verweerder.

3.2    Volgens klager getuigt dit gedrag van verweerder van minachtend, incorrect gedrag jegens hem, waardoor verweerder zich niet betamelijk heeft gedragen. Klager heeft hierdoor materiële en ook immateriële schade geleden.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Op de door klager genoemde brieven heeft hij niet gereageerd omdat zijn kantoorgenoot, mr. Y, de toenmalige belangenbehartiger van klager binnen het kantoor was. Verweerder heeft daarbij aan de zijlijn meegekeken. Onduidelijk was toen nog of klager schade had geleden omdat de procedure tegen de aannemer nog liep.

4.2    Toen klager bleek te persisteren bij zijn aansprakelijkheidstelling, heeft verweerder de claim van klager bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van het kantoor gemeld. Per e-mail van 6 juni 2013 heeft verweerder de via DAS ingeschakelde advocaat van klager doorverwezen naar de verzekeraar, waarna die advocaat met de contactpersoon bij de verzekeraar heeft gecorrespondeerd. Ook overige e-mails van die advocaat zijn tijdig en adequaat door verweerder beantwoord.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad stelt vast dat verweerder in de onderhavige zaak niet is opgetreden als de belangenbehartiger van klager, maar dat klager zich tot verweerder heeft gewend als naamgever/ kantooroudste van het advocatenkantoor waar de twee advocaten van klager werkzaam waren. In het tuchtrecht staat het handelen of nalaten van een advocaat centraal, ongeacht de relatie die klager met een advocaat heeft. De raad zal beoordelen of verweerder een tuchtrechtelijk verwijt treft wegens enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. 

5.3    Voorop staat dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij aan hem gerichte brieven, die aandacht en beantwoording behoeven, binnen redelijke termijn afdoende beantwoordt. Ditzelfde geldt ook voor een advocaat/klachtenfunctionaris van een advocatenkantoor. Vast staat dat verweerder niet inhoudelijk heeft gereageerd op de brief van klager van 29 november 2012 waarin hij het - toenmalige- kantoor van verweerder aansprakelijk heeft gesteld voor de beroepsfout van mr. X, noch op de twee brieven daarna; volstaan is met een enkele ontvangstbevestiging. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder hierdoor tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld, temeer daar sprake was van een serieuze aansprakelijkstelling van het advocatenkantoor van verweerder wegens een vermeende beroepsfout van een advocaat van dat kantoor. Oók indien verweerder feitelijk slechts aan de zijlijn meekeek met mr. Y en mr.Y naar zijn mening de kwestie met de vormfout van mr. X en de gevolgen daarvan voldoende met klager had besproken, had het op de weg van verweerder gelegen, zeker ook als klachtenfunctionaris van zijn toenmalige kantoor, om op de brieven van klager te reageren en aan klager duidelijkheid te verstrekken over zijn standpunt daarin. De stelling van verweerder dat hij mr. Y had verzocht om namens hem richting klager te reageren is, tegenover de verklaring van klager ter zitting dat mr. Y richting hem juist zijn onbegrip heeft geuit over het uitblijven van een reactie van verweerder, niet komen vast te staan. Door bovendien klager en zijn advocaat lang in het ongewisse te laten over de aanmelding van de schadevordering van klager bij de beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar van het kantoor is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is dan ook gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Nu verweerder ter zitting geen blijk heeft gegeven van inzicht in de onzorgvuldige gang van zaken richting klager acht de raad een maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, M.J.J.M. van Roosmalen, E.H. de Vries, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2016.

 

griffier                                                            voorzitter