Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:69

Zaaknummer

16-301/DH/DH

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet. Het verzoek is toegewezen. Verweerder heeft nagelaten de door de deken verzochte stukken met betrekking tot zijn financiële situatie te verstrekken. Hij heeft sinds 2011 geen jaarrekeningen meer opgesteld. Verweerder beschikt niet over een Stichting Derdengelden. Hij heeft geen aangifte CCV 2015 gedaan. Op 1 maart 2016 is verweerder verzocht zijn entreetoets in te vullen, omdat hij een nieuw kantoor was gestart. Aangezien hij de entreetoets niet binnen de daarvoor gestelde termijn had ingevuld, is op 15 maart 2016 een herinnering tot het invullen van de toets aan hem gezonden. Tot op heden heeft verweerder de entreetoets niet ingevuld. Daarnaast zijn over verweerder de afgelopen periode vier klachten binnengekomen, die allen betrekking hebben op de slechte bereikbaarheid en de slechte communicatie van verweerder. De raad is met de deken van oordeel dat uit de genoemde feiten het ernstige vermoeden rijst dat de financiële stabiliteit van het kantoor van verweerder ontbreekt en dat dientengevolge het risico bestaat dat de belangen van cliënten gevaar lopen. De geschetste gedragingen van verweerder, alsmede het nalaten te handelen waar dat wel geboden is, bevestigen het ernstige vermoeden dat de belangen die artikel 46 beoogt te beschermen geschaad worden dan wel dreigen te worden. Derhalve is sprake van spoedeisendheid, die rechtvaardigt dat een gewone tuchtprocedure niet kan worden afgewacht en dat onmiddellijk wordt ingegrepen om de in het geding zijnde belangen te waarborgen.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 25 april 2016

in de zaak 16-301/DH/DH

naar aanleiding van het verzoek ingevolge artikel 60ab Advocatenwet van:

deken

ambtshalve,

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 april 2016, door de raad ontvangen op 4 april 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet tegen verweerder ingediend bij de raad.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 18 april 2016 in aanwezigheid van de deken, vergezeld door [stafjurist]. Verweerder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de brief van de deken van 4 april 2016, met bijlagen;

- de brief van de deken van 8 april 2016, met bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

Kantoororganisatie

2.1 Op 18 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de toenmalige deken en verweerder, naar aanleiding van het feit dat verweerder zijn financiële bijdrage aan de NOVA over 2015 onbetaald had gelaten. Tijdens dit gesprek is een betalingsregeling voor de hoofdelijke omslag getroffen en is afgesproken dat verweerder voor 1 december aan de deken een financieel verslag toe zou zenden, waaruit de financiële situatie van het kantoor van verweerder zou blijken. Bij het kantoorbezoek bleek tevens dat op een bankrekening bij de [bank] nog derdengelden stonden ten bedrage van in totaal € 18.900,-, die reeds in 2013 onderwerp waren geweest van een klachtprocedure bij de deken en die nog steeds niet waren doorbetaald dan wel verrekend. Afgesproken werd dat verweerder aan de deken voor 1 november stukken zou toezenden waaruit zou blijken dat deze kwesties waren afgewikkeld. Verweerder is deze afspraken niet, dan wel niet correct nagekomen.

2.2 Verweerder is vertrokken bij de kantoorcombinatie waaraan hij verbonden was en is per 1 januari 2016 een eenmanskantoor gestart.

2.3 Op 27 januari 2016 heeft opnieuw een kantoorbezoek plaatsgevonden aan het kantoor van verweerder. De deken heeft toen vastgesteld dat de praktijkomvang van verweerder minimaal is, te weten veertien dossiers, waarvan enkele bijna waren afgerond. De kwestie van de derdengelden bleek nog steeds niet te zijn opgelost. Tevens bleek dat verweerder op dat moment geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering had. Ter zake daarvan is aan verweerder op 29 januari 2016 een last onder dwangsom opgelegd.

2.4 Tijdens het kantoorbezoek op 27 januari 2015 is afgesproken dat verweerder vóór 1 maart 2016 de deken een aantal stukken, met betrekking tot onder meer de hiervoor genoemde derdengelden en zijn financiële situatie, zou sturen.

2.5 Verweerder heeft tot op heden, afgezien van een beknopt overzicht van zijn financiële situatie, nagelaten de verzochte stukken aan te leveren.

Financiële situatie

2.6 Bij e-mail van 29 februari 2016 heeft verweerder aangegeven dat hij een aantal zakelijke schulden heeft, waaronder een bedrijfskrediet van € 39.000,- die hij uit handen had gegeven teneinde  buiten rechte tot een sanering te komen.

2.7 Verweerder heeft sinds 2011 geen jaarrekeningen meer opgesteld.

Beroepsaansprakelijkheid

2.8 Tijdens het kantoorbezoek op 27 januari 2016 heeft verweerder aangegeven dat hij een offerte had aangevraagd voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016. Uit de e-mail van 25 februari 2016 van deze  verzekeraar blijkt echter dat verweerder aldaar eerst op 12 februari 2016 online een aanvraag heeft ingediend voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering.

2.9 De deken heeft ter zitting verklaard dat hij van de verzekeraar heeft vernomen dat verweerder op de laatst mogelijke dag,  11 april 2016, de premie heeft betaald, zodat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering alsnog met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 tot stand is gekomen.

Derdengelden

2.10 Verweerder beschikt niet over een stichting derdengelden.

2.11 Niet is gebleken dat de derdengelden die verweerder reeds sinds 2013 onder zich heeft zijn verrekend dan wel doorbetaald. Anders dan verweerder aan de deken in januari heeft meegedeeld had zijn cliënt op dat moment nog niet ingestemd met verrekening.

CCV 2015

2.12 Verweerder heeft tot op heden geen aangifte CCV 2015 gedaan.

Entreetoets

2.13 Op 1 maart 2016 is verweerder verzocht zijn entreetoets in te vullen, nu hij een nieuw kantoor is gestart.

2.14 Aangezien verweerder de entreetoets niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft ingevuld, is op 15 maart 2016 een herinnering tot het invullen van de toets aan hem gezonden. Tot op heden heeft verweerder de entreetoets nog niet ingevuld.

Klachten

2.15 Over verweerder zijn de afgelopen periode vier klachten binnengekomen, die alle betrekking hebben op de slechte bereikbaarheid en slechte communicatie van verweerder.

2.16 Op 31 maart 2016 heeft [cliënt] een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken. De klacht behelst onder meer de volgende onderdelen:

- In juli 2014 is ruim € 12.276,00 op de rekening van [cliënt] gestort. Dit geld bleek van de derdengeldrekening van W. Advocaten door verweerder per vergissing op de rekening van [cliënt] te zijn gestort.

- Op 22 oktober 2015 heeft [cliënt] verweerder schriftelijk verzocht zijn zaak over te dragen aan [advocaat]. Op 8 en 24 december heeft hij dit verzoek herhaald. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek noch de zaak overgedragen.

- Het griffierecht in de zaak van [cliënt] had uiterlijk op 5 januari 2016 betaald moeten worden. Dat is niet gebeurd, als gevolg waarvan het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

3 VERZOEK EX ARTIKEL 60AB ADVOCATENWET

3.1 De deken heeft de raad verzocht verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk aangezien tegen verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. De deken baseert dit vermoeden op het volgende.

3.2 Uit de hiervoor onder 2 genoemde feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat verweerder geen, althans onvoldoende, gehoor geeft aan herhaalde verzoeken van de deken tot het aanleveren van stukken. Ook houdt verweerder zich niet aan de Verordening op de Advocatuur (destijds geldend) en heeft hij ten opzichte van zijn cliënten niet de zorg betracht die hij als advocaat behoort te betrachten.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft geen verweer gevoerd.

5 BEOORDELING

5.1 Ingevolge artikel 60ab Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat jegens wie een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad met onmiddellijke ingang schorsen indien enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang dit vergt.

5.2 De raad is met de deken van oordeel dat uit de hiervoor genoemde feiten het ernstige vermoeden rijst dat de financiële stabiliteit van het kantoor van verweerder ontbreekt en dat dientengevolge het risico bestaat dat de belangen van cliënten gevaar lopen. De hiervoor geschetste gedragingen van verweerder, alsmede het nalaten te handelen waar dat wel geboden is, bevestigen het ernstige vermoeden dat de belangen die artikel 46 beoogt te beschermen geschaad worden dan wel dreigen te worden. Derhalve is sprake van spoedeisendheid, die rechtvaardigt dat een gewone tuchtprocedure niet kan worden afgewacht en dat onmiddellijk wordt ingegrepen om de in het geding zijnde belangen te waarborgen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- schorst verweerder op de voet van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk als advocaat;

- bepaalt dat de deken de aan het onderhavige verzoek ten grondslag gelegde bezwaren binnen zes weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk ter kennis van de raad dient te brengen.

 

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2016.

 

 

 

Griffier Voorzitter

 

Mededelingen van de griffier ter informatie.

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 25 april 2016 verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag 

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl