Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:21

Zaaknummer

15-25

Inhoudsindicatie

verzet tegen beslissing tot niet ontvankelijkheid wegens overschrijden van de redelijke ontslagtermijn  ongegrond. Eerder indienen van een klacht zonder vervolg en opvragen dossier bij de advocaat maken niet dat beslissing onjuist is nu niet duidelijk is dat de inhoud van het dossier voor het indienen van de klacht relevantie heeft gehad.

Uitspraak

Beslissing van 18 januari 2016

in de zaak 15-25

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 maart 2015 op de klacht van:

de heer J

klager

tegen

mr. K

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 juli 2014 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 16 februari 2015 met kenmerk K 14/94, door de raad ontvangen op 17 februari 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 18 maart 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard welke beslissing op 19 maart 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 20 maart 2015 door de raad ontvangen op 23 maart 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    In die zaak zou op 15 juni 2015 een openbare behandeling van de klacht plaatsvinden. Nadat verzoeker hierover werd uitgenodigd is door verzoeker bij de griffier van de raad een verzoek tot aanhouding gedaan. De griffier heeft laten weten dat dit verzoek om aanhouding ter gelegenheid van de behandeling op 15 juni 2015 kon worden toegelicht.

1.6    Bij brief van 10 juni 2015 stuurde verzoeker een brief naar de raad, waarin hij stelde dat verzoeker de raad wraakte vanwege het niet ontvangen hebben van een oproeping en omdat er door de voorzitter een onterecht beroep op een termijn voor het indienen van tuchtrechtklachten was gedaan. Verzoeker vroeg tevens om de vaststelling van een nieuwe datum voor de behandeling.

1.7    Ter gelegenheid van de zitting, die op 15 juni 2015 plaatsvond en waarbij  verzoeker verscheen, heeft verzoeker gesteld geen brieven te hebben ontvangen en mitsdien niet te weten welke tuchtrechters zitting hadden. Nadat de raad was voorgesteld en verweerster in die zaak bezwaar maakte tegen het verzoek tot aanhouding, is de zitting geschorst. Na de schorsing heeft de raad kenbaar gemaakt het verzoek om aanhouding af te wijzen. Verzoeker heeft daarop mondeling een wrakingsverzoek ingediend en een schriftelijk stuk overhandigd. 

1.8    Dit wrakingsverzoek werd bij beslissing van 20 juli 2015 ongegrond verklaard.

1.9    Op  19 augustus 2015 werd door de Raad een nieuwe datum voor de behandeling bepaald en dit aan klager schriftelijk medegedeeld.

1.10    Op 5 november 2015, door de raad ontvangen op 9 november 2015, zijn door klager nadere stukken ingediend. 

1.11    Op 11 november 2015 ontving de raad een mail vanaf het adresadres van klager waarin door de dochter namens klager werd medegedeeld dat er opnieuw een wrakingsverzoek tegen de raad werd ingediend omdat klager de oproepingsbrief niet tijdig had ontvangen. 

1.12    Op 12 november 2015 ontving de raad een mail van de dochter van klager, vanaf het mailadres van klager, waarin zij stelde dat de klacht zou worden ingetrokken wanneer verweerster zou erkennen dat zij na intrekking van een machtiging op 31 maart 2009 door is gegaan met de behandeling van de zaak van klager.

1.13    Bij beslissing van 19 november 2015 is het op 11 november 2011 ingediende wrakingsverzoek ongegrond verklaard.

1.14    Nadien zijn door klager per mail diverse wrakingsverzoeken ingediend.

1.15    Op 23 november 2015 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in aanwezigheid van verweerster met haar gemachtigde. Klager is niet verschenen.

1.16    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 maart 2015 en de aan de brief van 5 november 2015 gehechte stukken. 

2    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

Het verzet houdt in dat het te laat indienen van de klacht klager niet kan worden verweten. Daarbij wordt gesteld dat vanaf 2012 meerdere pogingen zijn ondernomen door klager om te klagen. Hij beschikte echter niet over het dossier dat in bezit was van Bureau Beroepsziekten. Met dit dossier had kunnen worden bewezen dat de schikking door klager onder dwang is getekend. Pas in 2013 kreeg klager de beschikking over het dossier. Het juridisch dossier ontbrak echter en dit kan verweerster worden verweten omdat zij na maart 2009 niet meer gerechtigd was om als gemachtigde op te treden. Daarmee heeft hij het dossier ten onrechte in haar bezit gehouden.

Bij brief van 5 november 2015 voert klager daarnaast aan dat door hem op 22 juni 2012 een klacht is ingediend bij deken van de orde van advocaten te Amsterdam. Deze is echter niet in behandeling genomen. Evenwel maakt dit duidelijk dat door klager tijdig is geklaagd.

4    BEOORDELING

4.1    De raad stelt voorop dat aan de onder 1.14 bedoelde wrakingsverzoeken voorbij dient te worden gegaan nu de gronden daarvan feitelijk niet verschillen van de eerder ingediende wrakingsverzoeken en de wrakingskamer bij beslissing van 19 november  2015 heeft geoordeeld dat niet opnieuw een wrakingsverzoek zou kunnen worden ingediend wegens het niet ontvangen hebben van een oproep, het ten onrechte afwijzen van een verzoek tot aanhouding en het zonder wettelijke grondslag hanteren van een verjaringstermijn.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval waarbij de raad ook nog het volgende in acht heeft genomen.

4.3    Het in verzet aangevoerde, te weten dat klager pas later de beschikking kreeg over het procesdossier maakt niet dat de redelijke termijn om te klagen niet is overschreden: er is namelijk niet duidelijk geworden welke informatie uit het procesdossier, waarmee  klager niet eerder bekend was, doorslaggevend was voor klager om alsnog een klacht tegen verweerster in te dienen. De klacht ziet ook met uitzondering van klachtonderdeel (f) overwegend op gedragingen die zich buiten de gevoerde rechtbankprocedure hebben voorgedaan zodat het de raad niet aannemelijk voorkomt dat informatie uit het procesdossier daarvoor doorslaggevend is geweest. Dit betekent dat de klachttermijn niet pas na ontvangst van het dossier in 2013 is gaan lopen maar eerder, te weten uiterlijk in 2009 toen de rechtsbijstand werd beëindigd.

4.4    Dat klager in 2012 heeft geklaagd bij de deken van de orde van advocaten te Amsterdam impliceert ook niet dat daaruit kan worden afgeleid dat niet van termijnoverschrijding sprake is geweest: klager heeft 2 jaar nadat de deken berichtte dat verweerster niet meer als advocaat stond ingeschreven niets gedaan terwijl het wel op zijn weg had gelegen daaraan een vervolg te geven, met name nu klager met de in augustus 2009 tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst erin heeft berust geen klachten in te dienen onder andere tegen verweerster. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden ook hiermee niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht.

4.5    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. Bige, R.J.A. Dil, P.R.M. Noppen en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier.

Griffier    Voorzitter