Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:239

Zaaknummer

15-544

Inhoudsindicatie

Klager heeft een geschil met (het bestuur van) de  Vereniging van Eigenaars waarvan hij lid is. De VvE heeft een notarieel jurist ingeschakeld, verbonden aan het kantoor van verweerder. Klager klaagt tegen verweerder over het handelen van de notarieel jurist.

Inhoudsindicatie

De voorzitter wijst de klacht als kennelijk niet ontvankelijk af.

Uitspraak

Beslissing van 11 december 2015

in de zaak 15-544

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland van 9 november 2015 met kenmerk K 15/55, door de raad ontvangen op 10 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager is sinds 1976 eigenaar van een appartementsrecht in A. In het appartement van klager is zijn tandartspraktijk gevestigd. In zijn hoedanigheid van eigenaar van het appartementsrecht is klager lid van de Vereniging van Eigenaars van de “[naam VvE]” (hierna: de VvE).  

1.3    Het bestuur van de VvE heeft het kantoor van verweerder ingeschakeld om een procedure tot wijziging van de akte van splitsing in gang te zetten. De oude splitsingsakte en het oude splitsingsreglement dateerden uit 1976.

1.4    Op 14 januari 2014 heeft er een vergadering van de VvE plaatsgevonden waarbij mr. H., notarieel jurist en verbonden aan het kantoor van verweerder, aanwezig was om een toelichting te geven op de conceptakte tot wijziging van de splitsingsakte.

1.5    Klager kan zich niet vinden in de wijze waarop de procedure tot wijziging van de akte van splitsing verloopt. Klager heeft verschillende brieven gestuurd aan (de voorzitter van) het bestuur van de VvE, onder meer op 7 januari 2014, 16 januari 2014,  30 januari 2014, 8 februari 2014 en 10 februari 2014.

1.6    Bij brief d.d. 14 februari 2014 heeft mr. H. klager de goede ontvangst van zijn brieven d.d. 31 januari 2014 en 9 februari 2014 bevestigd en heeft zij klager bericht dat zij, dan wel het bestuur van de VvE, een reactie zou geven op de brieven.

1.7    Op 20 februari 2014 heeft klager verweerder een brief geschreven. In deze brief is onder meer het volgende te lezen: “Zoals u weet zijn er wat strubbelingen in heden en verleden geweest tussen de V.V.E. [naam], (…)   A(…) en mijn persoon, waarbij uw kantoor, ten gunste van de V.V.E. en ten nadele van mij, een negatieve faciliterende rol heeft gespeeld met het overtreden van de Akte van Splitsing van Eigendom 1976 en het Modelreglement 1973 (……..…………….) De gang van zaken en mijn commentaar daarop heb ik u beschreven in mijn brief d.d. 08-02-2014. Uw kantoor heeft zich in de ogen van anderen in mijn ogen bewust ernstig misdragen tegenover de V.V.E. en mijn persoon en voor grote schade gezorgd in tijd, geld, sfeerbederf en daarmee bederf van gebruiksgenot.

De brief d.d. 14-02-2014 van uw medewerkster mevrouw H, waarin zij aankondigt dat zij of het bestuur een reactie zal geven is in deze niet voldoende. Het gaat er hier om dat wat u in uw leven aan reputatie heeft opgebouwd in uw regio en in geheel Nederland, hier door uw medewerkers grondig wordt gesloopt, zonder dat u ingrijpt. Dat betekent dat u achter het handelen van uw personeel staat en dus verantwoordelijk en aansprakelijk bent voor aangerichte schade. (………) Ik kan tijdens deze fase eigenlijk nog niet goed een middel inzetten om me tegen dit onrecht te verweren, anders dan een klacht via de Deken bij de Raad van Discipline, eventueel later gevolgd door het andere werk. In mijn correspondentie heb ik u de suggestie gedaan om u terug te trekken. Gaarne hoor ik uw reactie omgaand.”

1.8    Uit het dossier blijkt niet dat verweerder op deze brief gereageerd heeft. Bij brief d.d. 31 maart 2014 heeft mr. H. alle eigenaars van de VvE geïnformeerd over de gewijzigde conceptakte van wijziging splitsing en heeft zij de voornaamste artikelen van de gewijzigde conceptakte toegelicht. In deze brief is ook de procedure om tot wijziging te komen toegelicht. Mr. H. meldde in haar brief dat het bestuur ervoor gekozen heeft om zodra er een definitieve conceptakte van wijziging splitsing is, een vergadering van  eigenaars bijeen te roepen om over het voorstel tot wijziging van de akte een besluit te nemen.

1.9    Bij brief d.d. 14 juli 2014 heeft mr. H. alle eigenaars van de VvE geïnformeerd over de stand van zaken en het verdere verloop van de procedure tot wijziging van de splitsingsakte. In deze brief is - nogmaals - een toelichting gegeven op de voornaamste artikelen van de conceptakte van wijziging. Bij deze brief was een conceptvolmacht gevoegd. Ook zijn de eigenaren in deze brief gewezen op de mogelijkheid om bij de rechter een procedure te starten tot vernietiging van het besluit tot wijziging van de akte. 

1.10    Bij brief d.d. 28 april 2015 heeft het bestuur van de VvE een oproep verzonden voor een (extra) vergadering van de VvE op 2 juni 2015. Punt 3 op de agenda was het voorstel tot wijziging van de akte van splitsing (tevens machtiging bestuur).

1.11    Op 2 juni 2015 heeft de VvE een besluit genomen om de akte van splitsing te wijzigen conform het concept d.d. 27 maart 2014.

1.12    Op 28 juni 2015 heeft klager een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter waarin hij vernietiging heeft verzocht van de akte van wijziging splitsing d.d. 2 juni 2015.

1.13    Op 24 augustus 2015 heeft klager de VvE gedagvaard voor de kantonrechter. In die dagvaarding heeft klager een verklaring voor recht gevorderd dat de akte van wijziging splitsing van 2 juni 2015 nietig is omdat deze naar het oordeel van klager op te veel punten strijdig is met de oude akte van splitsing uit 1976.

1.14    Verweerder heeft bij brief d.d. 27 augustus 2015 aan de sector kanton van de rechtbank laten weten dat hij namens de VvE verweer zal voeren in de door klager aanhangig gemaakte procedure.

1.15    Bij brief van 1 juni 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder dan wel het kantoor van verweerder, dat zijn naam draagt, leiding gegeven heeft aan werkzaamheden die tot gevolg hebben gehad dat er op 2 juni 2015 een besluit tot wijziging van de akte van splitsing is genomen waarbij de oude akte uit 1976, het reglement uit 1973, de wet en alles wat gebruikelijk is bij rechtsbijstand en bij procedures tot wijziging van akten, totaal geminacht is;

b)    verweerder heeft toegelaten dat een valse verklaring is afgelegd over de goedkeuring door een meerderheid van de ledenvergadering van de inhoud van de nieuwe conceptakte 2015, terwijl daarvoor geen enkele aanleiding of bewijs is.  

2.2    Klager stelt dat uit alle stukken die hij bij zijn brieven heeft gevoegd kan worden afgeleid dat verweerder c.q. zijn kantoor zich niet heeft gedragen zoals een advocaat betaamt. Uit de stukken blijkt dat men klager letterlijk heeft geprobeerd ‘uit te roken en probeerde te verzuipen’. Geen van de betrokkenen van het kantoor van verweerder heeft hierop ingegrepen terwijl velen hiervan kennis hebben genomen.

2.3    Ter toelichting op klachtonderdeel b) stelt klager dat, doordat verweerder heeft toegelaten dat een valse verklaring werd afgelegd, vele leden van de VvE meenden dat zij gerust konden tekenen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder stelt dat hij geen enkele relatie onderhoudt met klager. Hij kent klager niet. De zaak waarop de klacht betrekking heeft wordt behandeld door mr. H., die notarieel jurist is. De handelwijze van mr. H. valt niet onder het advocatentuchtrecht, zo stelt verweerder.

3.2    Voorts wijst verweerder erop, dat voor zover klager bedoelt te klagen tegen het kantoor, hij geen lid meer is van de maatschap. Hij is derhalve geen aanspreekpunt, laat staan vertegenwoordiger van de maatschap.

3.3    Tot slot stelt verweerder dat het bestuur van de VvE opdrachtgever van zijn kantoor is. Het feit dat de leden van de VvE een aantal keer rechtstreeks geïnformeerd zijn door mr. H. betekent niet dat het aan het kantoor van verweerder vrij staat om rechtstreeks met de afzonderlijke leden van de VvE in discussie te gaan. Verweerder stelt dat het klager vrij staat om zich tot het bestuur van de VvE te wenden en - indien klager zich niet kan verenigen met het resultaat daarvan - eventueel tot de rechtbank.

4    BEOORDELING

4.1    Uit het dossier blijkt dat klager het niet eens is met de (procedure tot) wijziging van de akte van splitsing waartoe de VvE waarvan klager lid is, op 2 juni 2015 een besluit heeft genomen. Het bestuur van de VvE heeft het kantoor van verweerder ingeschakeld om de procedure tot wijziging te begeleiden. Dit betekent dat (het kantoor van) verweerder geldt als wederpartij van klager.

4.2    De voorzitter wijst erop dat het tuchtrecht voor advocaten uitgaat van klachten over het handelen van een individuele advocaat. De vraag is in hoeverre verweerder zelf als advocaat betrokken is geweest bij deze kwestie. Verweerder heeft in zijn verweer d.d. 10 juni 2015 gesteld dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de kwestie waarover klager klaagt. Uit het dossier blijkt dat klager verweerder één keer een brief heeft gestuurd, namelijk op 20 februari 2014 en verder blijkt uit het dossier dat verweerder op 27 augustus 2015 de rechtbank heeft laten weten dat hij namens de VvE verweer zal voeren in de door klager aanhangig gemaakte procedure. Over deze twee feiten klaagt klager echter niet.

4.3    Klager heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd wat hij verweerder nu precies verwijt. De gedachte van klager dat verweerder tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor de handelwijze van een notarieel jurist van het kantoor van verweerder, dat zijn naam draagt, is een misvatting. Nergens blijkt uit dat verweerder leiding heeft gegeven aan werkzaamheden van mr. H. of dat mr. H. samen met verweerder het dossier behandelde.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet,  als kennelijk niet ontvankelijk afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 11 december 2015.

griffier    voorzitter