Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:101

Zaaknummer

16-089/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij over Gedragsregel 7 lid 4 en Gedragsregel 29. Klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 2 mei 2016

in de zaak 16-089/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mail van 30 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland een klacht ingediend over verweerder. Omdat klager tevens een klacht tegen een kantoorgenote van verweerder, die kantoor houdt in Amstelveen, heeft ingediend en die klacht verweven is met de klacht tegen verweerder, is aan partijen voorgesteld dat de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam onderzoek zou doen naar beide klachten. Partijen hebben zich met deze gang van zaken akkoord bevonden, waarna de klacht op 4 december 2015 is doorgestuurd naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 februari 2016 met kenmerk 4015-0847, door de raad ontvangen op 5 februari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is gezamenlijk behandeld met de klacht van klager tegen de kantoorgenote van verweerder ter zitting van de raad van 21 maart 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 7 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager staat mevrouw Y (hierna de vrouw) bij in een echtscheidingsprocedure. Bij de afwikkeling van de boedelverdeling is onder meer in geschil een lening tussen de (inmiddels overleden) vader van de man en de man en als schuldenaren een neef van de man en diens echtgenote.

2.2 Verweerder heeft de familie van de man meer dan 10 jaar bijgestaan in juridische kwesties. Verweerder is onder meer betrokken geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst van geldlening. Ook is hij aanwezig geweest bij een familieberaad dat na het overlijden van de vader van de man heeft plaatsgevonden en waarin nadere afspraken zijn gemaakt over de geldlening.

2.3 Mr. X, kantoorgenote van verweerder, is de advocaat van de man in de echtscheidingsprocedure. Verweerder is van aanvang af aan bij de zaak betrokken.

2.4 Op 10 maart 2015 heeft een comparitie plaatsgevonden bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem. Het proces-verbaal van de zitting luidt, voor zover relevant:

“Gehoord zijn:

- de vrouw, bijgestaan door [klager] voornoemd;

- [mr. X] voornoemd en haar kantoorgenoot [verweerder] namens de man.

De partijen hebben – zakelijk weergegeven – verklaard:

(...)

[verweerder]: [de neef] en [diens echtgenote] betalen maandelijks € 1.000. Die € 200.000 aan geldlening, moest maandelijks met € 1.000 euro worden afbetaald. (...) de vader van de man, was een goede vriend van mij. Hij is, meen ik, 15 april 2012 overleden door euthanasie. Daar had hij zelf voor gekozen. [De neef] en [diens echtgenote] betaalden toen nog steeds. Op de dag voor zijn overlijden is alles nog doorgenomen; € 200.000 zou worden betaald. Op de dag van zijn overlijden heeft [de vader van de man] [de neef] en [diens echtgenote] bij zich geroepen. [De neef] en [diens echtgenote] beweren dat hij toen die € 200.000 kwijt heeft gescholden (...) Dat heeft hij echter niemand verteld. [De neef] en [diens echtgenote] hebben later verteld dat [de vader van de man] alles kwijt had gescholden. (...) Er is een familieberaad geweest (...) [De vrouw] (...) is daar bij geweest. Uiteindelijk zijn de vrouw, de man en (...) de keuken in gegaan voor beraad over wat ze dan nog wel terug wilden hebben. Daar is een bedrag van € 64.000 uitgekomen. Dat was voor [de neef] en [diens echtgenote] heel mooi, maar dan zou het zo kunnen zijn dat ze een schenking van € 130.000 zouden krijgen. Daarover zouden ze echter fiscaal moeten afrekenen wat tot een faillissement zou leiden. Daarom moest er een manier worden bedacht, inclusief fiscus, zodat het met de schenking en erfbelasting goed zou komen. (...) Een bedrag van € 95.500 zou een aflossingsvrije lening worden, waarover wel rente moest worden betaald. Van het andere deel resteerde na vrijstellingen op grond van erfrecht een bedrag van € 64.000 voor [de moeder van de man] (...) die enig erfgenaam was. Op dat bedrag wordt door [de neef] en [diens echtgenote] afgelost. [De man], en de vrouw denk ik ook, hebben recht op de helft van de maandelijkse aflossing van € 1.000 op de schuld van € 64.000. [De man] ontvangt die € 500 een keer per jaar in de vorm van een schenking. Zo is dat afgesproken. (...)

[Verweerder]: Ik zit hier niet als advocaat van de man.”

2.5 In september 2015 heeft er contact plaatsgevonden tussen verweerder en de vrouw. In een e-mail van de vrouw aan klager staat, voor zover hier van belang:

“Ik was van de week op mijn werk liep [verweerder] daar (...)

[Verweerder] zei gedag tegen mij heb gedag terug gezegd en liep door hij kwam me achterna.

Hij vroeg hoe gaat het ik zeg goed en jullie in hoger beroep gegaan ik zei word er strond moe van.

Dat begrijp ik zei hij dat je er strondmoe van word de advocaten zouden eigenlijk een keer bij elkaar moeten komen en er uit moeten komen. Hij zegt dit gaat nog jaren duren.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in strijd met Gedragsregel 7 heeft gehandeld door eerst als huisadvocaat op te treden voor de familie van de man (en dus ook van de vrouw) en thans  tegen de vrouw op te treden in de echtscheidingsprocedure van de man en de vrouw;

b) onduidelijkheid heeft laten bestaan over zijn rol in de echtscheidings-procedure;

c) hij de vrouw op een intimiderende manier op haar werk heeft benaderd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Klager verwijt verweerder dat hij als huisadvocaat voor de familie van de man heeft opgetreden en nu tegen de vrouw optreedt, hetgeen volgens klager in strijd is met Gedragsregel 7.

5.2 Verweerder voert aan dat hij de vrouw nimmer van advies heeft voorzien, noch draagt hij wetenschap van de persoonlijke huishouding van haar en de man. De vrouw was slechts als echtgenote van de man zijdelings bij een en ander betrokken. Verweerder heeft de belangen van de vrouw nimmer direct of indirect behartigd, noch haar belangen gediend. De vrouw is nooit cliënte van verweerder geweest en verweerder heeft haar ook slechts ongeveer vijf keer ontmoet.

5.3 De raad overweegt als volgt. Op grond van Gedragsregel 7 lid 4 is het de advocaat niet toegestaan tegen een voormalig cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden. Deze regel heeft de bescherming van die (voormalig) cliënt ten doel, hetgeen met zich mee brengt dat een wederpartij of een derde zich niet op deze regel kan beroepen.

5.4 De bepaling van Gedragsregel 7 lid 4 strekt in casu derhalve slechts tot de bescherming van de belangen van de vrouw en niet tot die van klager als advocaat van de vrouw. Nu niet is gebleken dat de vrouw zich (ook) beklaagt over het optreden van verweerder, is klager niet-ontvankelijk in klachtonder-deel a).

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Klager verwijt verweerder dat hij mr. X in de procedure heeft bijgestaan en als een soort getuige verslag heeft gedaan van gebeurtenissen in de familie en daarbij onduidelijkheid over zijn rol heeft geschapen en laten voortbestaan.

5.6 Verweerder betwist dat hij onduidelijkheid heeft laten bestaan over zijn rol in de echtscheidingsprocedure. Verweerder is van aanvang af aan betrokken bij de echtscheidingszaak, hetgeen zowel klager als zijn voorganger(s) als de vrouw weet. Verweerder is bij de zitting aanwezig geweest omdat mr. X hem had gevraagd ten aanzien van een bepaald onderwerp verduidelijking te geven. Dit heeft verweerder gedaan. De aanwezigheid van verweerder op de zitting is ook voorafgaand aan de zitting door mr. X aangekondigd. Klager heeft daar toen geen bezwaar tegen gemaakt, aldus - nog steeds - verweerder.

5.7 De raad overweegt als volgt. Op grond van Gedragsregel 29 dient de advocaat in zijn contacten met derden misverstand te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat zowel klager als de vrouw wisten dat hij van meet af aan betrokken was bij de echtscheidingsprocedure, alsmede dat mr. X voorafgaand aan de zitting van 10 maart 2015 had aangekondigd dat verweerder mee zou komen naar de zitting om een nadere toelichting te geven op de lening aan de neef van de man en diens echtgenote, hetgeen verweerder vervolgens ook heeft gedaan. Dat klager onduidelijkheid over zijn rol zou hebben geschapen en zou hebben laten voortbestaan volgt de raad gelet op het voorgaande dan ook niet. Klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.8 Klager verwijt verweerder dat hij de vrouw op intimiderende wijze op haar werk heeft benaderd.

5.9 Verweerder betwist dat hij de vrouw op intimiderende wijze op haar werk heeft benaderd. Verweerder is de vrouw op haar werk tegengekomen en heeft de vrouw gevraagd hoe het met haar ging toen zij hem aansprak. Verweerder is daarbij niet inhoudelijk op de zaak ingegaan, maar heeft de vrouw enkel ‘geadviseerd’ er met elkaar uit te komen, aldus steeds verweerder.

5.10 De raad overweegt dat klager zijn klacht, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet heeft onderbouwd. De e-mail van de vrouw is daartoe onvoldoende. Daaruit blijkt naar het oordeel van de raad in ieder geval niet dat de vrouw de ontmoeting met verweerder als intimiderend heeft ervaren. Klachtonderdeel c) is derhalve eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdelen b) en c) ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. A. de Groot en P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 mei 2016.

Griffier Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl