Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-04-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:78
Zaaknummer
16-318 en 16-319 DB/LI
Inhoudsindicatie
Het staat een advocaat vrij de wederpartij van zijn cliënt te sommeren bepaalde uitlatingen te staken en en gestaakt te houden en bij gebreke daarvan in opdracht van zijn cliënmt aangifte te doen.
Inhoudsindicatie
Ook overigens belangen van van de wederpartij niet geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 26 april 2016
in de zaak 16-318 en 16-319/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerders
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 7 april 2016 met kenmerk K15-134, door de raad ontvangen op 8 april 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken, alsmede van de fax van klager van 19 april 2016.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager heeft op 22 en 29 september 2015 een dagvaarding uitgebracht tegen de cliënten van verweerders.
1.2 Verweerder sub 1 heeft klager bij brief dd. 5 oktober 2015 gesommeerd om voor 9 oktober 2015 schriftelijk te verklaren dat hij het doen in woord en geschrifte van uitlatingen zoals door hem zijn gedaan in zijn fax van 28 september 2015 en de dagvaardingen van 22 en 29 september 2015, per direct zou staken en gestaakt zou houden, bij gebreke waarvan zijn cliënten niet zouden schromen opnieuw aangifte te doen.
1.3 Verweerder sub 1 heeft op 4 november 2015 namens cliënten aangifte gedaan tegen klager.
1.4 Bij brieven van 18, 19 en 20 november 2015 heeft klager bij de deken klachten ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder sub 1 bij brieven van 5 augustus 2015 en 5 oktober 2015 dreigde nogmaals aangifte te doen in het geval klager zijn handelwijze niet zou staken, terwijl verweerder sub 1 wist dat de eerdere aangifte al lang geseponeerd was; voorts heeft hij op klagers reactie van 8 oktober 2015 niet gereageerd;
2. verweerder sub 2 klager in zijn brief van 4 november 2015 aan de Officier van Justitie een eerdere valse aangifte nader heeft aangevuld, waardoor hij klager bij de Officier van Justitie in een kwaad daglicht heeft gesteld, en doordat hij vervolgens niet heeft gereageerd op de reactie van klager;
3. verweerder sub 1 bij brief dd. 4 november 2015 een kopie van de valse aangifte van verweerder sub 2 aan klager heeft toegezonden en vervolgens niet heeft gereageerd op de reactie van klager.
4. verweerder sub 1 in zijn conclusie van antwoord van 11 november 2015 onjuiste stellingen heeft geponeerd;
3 VERWEER
3.1 Verweerder sub 1 heeft namens zijn cliënten aangifte gedaan tegen verweerder, hetgeen hem als advocaat vrij stond.
3.2 In de brief van 5 oktober 2015 staat niets onbehoorlijks. De brief bevatte een sommatie waaraan klager geen gevolg heeft gegeven, zodat vervolgens namens hun cliënten aangifte is gedaan tegen klager.
3.3 Verweerder sub 1 heeft in zijn conclusie van antwoord van 11 november 2015 geen onjuiste stellingen verwoord. Verweerder sub 1 heeft de belangen van zijn cliënte behartigd. De beoordeling van de door partijen gewisselde standpunten hoort in de civiele procedure thuis.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad.
4.2 De voorzitter heeft kennis genomen van de aan de raad overgelegde stukken. De voorzitter komt op grond van deze stukken tot het oordeel dat verweerders bij de behartiging van de belangen van hun cliënten de belangen van klager niet nodeloos dan wel op ontoelaatbare wijze hebben geschaad. Het moge zo zijn dat klager zich niet kan verenigen met de door verweerders in overleg met hun cliënten gekozen aanpak, maar dat betekent niet dat verweerders hebben gehandeld in strijd met hetgeen hen als advocaat van de wederpartij van klager vrijstond. Het staat een advocaat vrij de wederpartij van zijn cliënt te sommeren bepaalde uitlatingen te staken en gestaakt te houden en bij gebreke daarvan in opdracht van zijn cliënt daarvan aangifte te doen. Het ligt vervolgens op de weg van klager zich daartegen te verweren.
4.3 Het enkele feit dat verweerder sub 1 niet op alle brieven van klager heeft gereageerd maakt zijn gedraging niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.4 Voorts is niet gebleken dat verweerder sub 1 in zijn conclusie van antwoord feiten heeft geponeerd waarvan hij wist althans behoorde te weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. Het staat een advocaat vrij het standpunt van zijn cliënt in rechte te verwoorden. Het ligt vervolgens op de weg van de andere partij, indien deze zich niet met standpunt van zijn wederpartij kan verenigen, daartegen op te komen. De beoordeling van de standpunten van partijen in een civiel geschil is voorbehouden aan de civiele rechter.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter , met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, beslissen dat de klacht tegen verweerders in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
De voorzitter:
beslist, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dat de klacht tegen verweerders in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 26 april 2016.
Griffier Voorzitter
Mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2016
verzonden aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerders en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl