Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:105

Zaaknummer

16-040/A/NH

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 mei 2016

in de zaak 16-040/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 26 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 18 januari 2016 met kenmerk td/md/15-318, door de raad ontvangen op 19 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 maart 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 20 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennis genomen van de brief van klager aan de raad van 22 februari 2016, door de raad ontvangen op 23 februari 2016, en van de brief van verweerder aan de raad van 25 februari 2016, door de raad ontvangen op 26 februari 2016.

1.5 In de brief van klager van 22 februari 2016 heeft klager zijn klacht tegen verweerder vermeerderd. De raad heeft de aanvullende klacht echter niet in behandeling genomen aangezien klachten – en dus ook een aanvullende klacht – op grond van artikel 46c lid 1 Advocatenwet bij de deken moeten worden ingediend.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is de advocaat van Wals Systems B.V. (hierna Wals Systems) Verweerder is de advocaat van de wederpartij van Wals Systems, IL Projekt I B.V. (hierna ILP).

2.2 Bij vonnis van 26 november 2014, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ILP veroordeeld aan Wals Systems te betalen een bedrag van € 112.367,-, inclusief rente en kosten. ILP is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.

2.3 ILP heeft niet aan het vonnis van 26 november 2014 voldaan.

2.4 Op 31 maart 2015 heeft Wals Systems samen met een toeleverancier van ILP het faillissement van ILP aangevraagd. Het faillissementsverzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 19 mei 2015.

2.5 Na afloop van de zitting, bij e-mail van 19 mei 2015 14:13 uur, heeft verweerder klager het volgende meegedeeld:

“Ten overstaan van de rechtbank heeft u hedenochtend verklaard dat Alpha Robotica u telefonisch heeft medegedeeld dat zij nog een vordering op cliënte heeft.

Omdat cliënte van het bestaan van een vordering niet op de hoogte is heeft [de heer B.] de directeur van Alpha Robotica gebeld. Bij die gelegenheid is hem medegedeeld dat hij (zeer kort samengevat) weliswaar is benaderd met het verzoek om ter gelegenheid van het faillissementsverzoek ‘mee te doen’ maar dat dit is geweigerd, met de uitdrukkelijke mededeling dat Alpha Robotica geen vordering op ILP heeft. (…)

Ik ben, eerlijk gezegd, enorm geschrokken nu uit het telefoongesprek glashelder blijkt dat u de rechtbank bewust onjuiste informatie heeft verstrekt. Ik had dat bij een advocaat van uw statuur niet voor mogelijk gehouden en ik weet eerlijk gezegd niet goed wat ik er mee moet.

Nu zijn er twee mogelijkheden:

a. U stemt ermee in dat ik de rechtbank voor 15.00 uur van het bovenstaande in kennis stel.

b. U stemt er niet mee in dat ik dat doe waarna dezerzijds tegen een faillissementsvonnis – als dat wordt uitgesproken – beroep wordt ingesteld. In dat geval dient u er rekening mee te houden –de directeur van cliënte is werkelijk hels- dat u op een klacht wordt getracteerd; evenals het geval is indien het faillissementsverzoek wordt afgewezen.”

2.6 Bij beschikking van 19 mei 2015 te 16:00 uur heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, het faillissementsverzoek afgewezen. Wals Systems is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan.

2.7 Verweerder heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, bij faxbericht van 19 mei 2015 te 16:17 uur onder meer het volgende meegedeeld:

“Naar aanleiding van de behandeling van het faillissementsverzoek, hedenochtend, vraag ik Uw aandacht voor het volgende.

1. Namens verzoeksters heeft [klager] (…) ter zitting verklaard dat hij telefonisch contact met Alpha Robotica heeft gehad bij welke gelegenheid hem is medegedeeld dat Alpha Robotica een vordering op cliënte heeft. [De directeur van Wals Systems] heeft overeenkomstig verklaard.

De vordering van Alpha Robotica is als steunvordering gebruikt.

2. Ik verzoek u het bovenstaande in het proces-verbaal van de zitting op te nemen en mij dat ten spoedigste (en zo mogelijk: omgaand) toe te sturen.”

2.8 Op 17 juni 2015 heeft bij het gerechtshof Leeuwarden de mondelinge behandeling van het door Wals Systems tegen de beschikking van 19 mei 2015 ingestelde hoger beroep plaatsgevonden.

2.9 Bij e-mail van 26 juni 2015 heeft verweerder klager, voor zover van belang, het volgende bericht:

“In de eerste plaats, cliënte heeft besloten tegen u een klacht in te dienen omdat u de rechtbank, bewust, onjuiste informatie heeft verstrekt over de contacten welke er met Alpha Robotica zijn geweest (…)

Ik merk daarbij op dat ik u hierover op 19 mei –na afloop van de behandeling van het faillissementsrekest te Lelystad-(…) reeds schreef waarin u geen aanleiding heeft gezien daarop te reageren (…)

Blijkbaar is het uitspreken van het faillissement van cliënte een zo, ook door u persoonlijk, beoogde situatie dat u er niet voor terug deinst om grenzen te overschrijden met enorme schade voor mijn drie cliënten tot gevolg indien dat succesvol zou zijn geweest.

In de tweede plaats: indien u overgaat tot het leggen van de beslagen als door u genoemd dan staat het uw cliënte volledig vrij om kosten over zich af te roepen, maar elke grondslag aan uw stelling dat de kosten “voor rekening van ILP” komen is, zoals u ook wel weet, niet aanwezig.

(…)

Met inachtneming hiervan geef ik uw cliënte in overweging zich op haar positie te beraden en indien de uitkomst daarvan is dat zij zich realiseert dat de lopende appelprocedure, anders dan met het bestreden vonnis van de rechtbank in de hand wellicht als indruk aanwezig is, niet op voorhand een gelopen race is, dan is het wellicht een goed idee om een –reëel; de portemonnee open dus –voorstel te doen.”

2.10 Bij brief van 5 augustus 2015 heeft ILP bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend over klager.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in zijn e-mail van 19 mei 2015 heeft gedreigd met een klacht, respectievelijk een klacht tegen klager heeft ingezet als dwangmiddel tot het verkrijgen van een gewenste en vereiste toestemming om zich tot de rechtbank te mogen wenden;

b) dit opnieuw heeft gedaan in zijn e-mail van 26 juni 2015;

c) door aldus te handelen klager in de positie heeft gebracht dat hij ten opzichte van zijn cliënt niet meer de vrijheid en onafhankelijkheid bezit om deugdelijk te adviseren;

d) in strijd met Gedragsregel 15 lid 2 heeft gehandeld door zich tot de rechtbank te wenden bij brief van 19 mei 2015 nadat uitspraak was gevraagd;

e) klager ter zitting van het gerechtshof Leeuwarden heeft neergezet en uitgemaakt voor leugenaar.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat hij klager na afloop van de zitting bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft laten weten dat het hem onaangenaam treft dat klager in strijd met de waarheid mededelingen over een beweerdelijke steunvordering doet en dat ILP daar zeer verbolgen over is. Het spreekt geheel voor zich dat verweerder het risico dat een dergelijke bewering ter zitting met zich mee brengt wilde beperken, maar omdat het verweerder niet is toegestaan om na het sluiten van de behandeling van het verzoekschrift, voor de beslissing, de rechter te benaderen, heeft verweerder klager laten weten dat indien hij geen toestemming verleent om de rechter te informeren, ILP daarin aanleiding ziet een klacht tegen verweerder in te dienen. Van een dreigement is geen sprake. Verweerder heeft niet meer gedaan dan een tijdige waarschuwing doen uitgaan voor de (begrijpelijke) consequentie welke ILP hecht aan de weigering van klager om geen toestemming te verlenen om de rechtbank voor het wijzen van de beschikking te informeren over (bewust) onjuiste berichtgeving door klager. Het tuchtrecht is juist bedoeld voor dit soort gevallen. Het is voorts juist dat verweerder zich niet vleiend, maar beslist niet klachtwaardig, jegens klager uitgelaten in zijn e-mail van 26 juni 2015, waarvoor klager overigens alle aanleiding heeft gegeven. Van strijd met Gedragsregel 15 lid 2 is geen sprake, nu verweerder zich tot de rechtbank heeft gewend nadat uitspraak was gedaan. Verweerder betwist tot slot dat hij klager dan wel de cliënte van klager ten overstaan van het gerechtshof Leeuwarden voor leugenaar heeft uitgemaakt.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b) en c)

5.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 De raad stelt bij de beoordeling voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur is gediend met een onderlinge verstandhouding en verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Uitlatingen, die naar algemeen spraakgebruik als grievend of kwetsend moeten worden aangemerkt, behoren advocaten in hun zakelijk verkeer achterwege te laten. Als de verhouding toch verstoord geraakt is, getuigt het van professionaliteit als de advocaten zich inspannen om in het belang van hun cliënten toch een werkbare relatie te bereiken.

5.3 In het algemeen kan worden gesteld dat het dreigen met het indienen van een klacht tegen een confrère met het kennelijke doel dit te gebruiken als pressiemiddel bij de onderhandeling en deze houding ook gedurende enige tijd vol te houden, zonder tot het indienen van een klacht over te gaan, strijdig is met voor advocaten geldende gedragsregels.

5.4 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft toegelicht dat hij de e-mail van 19 mei 2015 aan klager heeft gestuurd omdat klager volgens hem tijdens de zitting bij de rechtbank op 19 mei 2015 onjuiste informatie aan de rechtbank had verstrekt. Klager wilde voorkomen dat deze onjuiste informatie nadelige gevolgen voor zijn cliënte zou hebben en hij heeft klager daarom verzocht toestemming te verlenen de rechtbank hiervan in kennis te stellen. Verweerder heeft klager daarbij tevens meegedeeld dat indien klager hier geen toestemming voor geeft, klager er rekening mee dient te houden dat de cliënte van verweerder werkelijk hels is en daarom een klacht zal indienen. De raad ziet hierin geen pressiemiddel bij onderhandelingen. Ook als de e-mail van 19 mei 2015 zo zou moet worden opgevat dat verweerder zelf, en niet zijn cliënte, over klager bij de deken zal klagen, heeft verweerder met de e-mail van 19 mei 2015 de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare niet overschreden. Dat “tracteren” een minder gelukkige woord is in deze context, doet daaraan niet af. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

5.5 Wat betreft de e-mail van verweerder aan klager van 26 juni 2015 is de raad van oordeel dat hierin geen dreigement is gelegen. Het staat verweerder vrij klager erop te wijzen dat zijn cliënt heeft besloten een klacht tegen klager in te dienen en het staat verweerder eveneens vrij namens zijn cliënt de cliënt van klager in overweging te geven zich op haar positie te beraden en een – met de portemonnee open – voorstel te doen. Ook klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

5.6 Nu klachtonderdelen a) en b) ongegrond zijn, is daarmee ook klachtonderdeel c) ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.7 Ingevolge Gedragsregel 15 lid 2 is het de advocaat, nadat om een uitspraak is gevraagd, niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Achtergrond van deze gedragsregel is het voorkomen dat een partij, nadat om een uitspraak is gevraagd, de rechter nog kan beïnvloeden.

5.8 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft de rechtbank bij faxbericht van 19 mei 2015 te 16.17 uur – derhalve nadat de uitspraak bekend was gemaakt – verzocht hetgeen klager ter zitting over de vordering van Alpha Robotica op ILP had verklaard in het proces-verbaal op te nemen. Anders dan klager is de raad van oordeel dat verweerder hiermee Gedragsregel 15 lid 2 niet heeft overtreden, nu hij met zijn faxbericht van na de uitspraak niet de kennelijke bedoeling heeft gehad de rechter te beïnvloeden. Hoewel het onnodig was om de fax te sturen – in de beschikking van de rechtbank is de verklaring van klager over de vordering van Alpha Robotica immers opgenomen – heeft verweerder hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Ook klachtonderdeel d) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.9 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder hem op de zitting van het Gerechtshof Leeuwarden op 17 juni 2015 te hebben uitgemaakt voor leugenaar. Verweerder heeft betwist dat hij klager voor leugenaar heeft uitgemaakt. Tegenover deze betwisting heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. De door klager overgelegde getuigenverklaring van zijn cliënt is daartoe onvoldoende. De raad kan niet vaststellen of verweerder klager voor leugenaar heeft uitgemaakt. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. B.J. Sol en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager/klaagster

- verweerder/verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl