Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:110

Zaaknummer

16-704/A/A

Inhoudsindicatie

16-704/A/A/: Klacht advocaat wederpartij. Niet is komen vast te staan dat verweerder opdracht heeft gegeven tot het leggen van executoriaal beslag. Verweerder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door voorafgaand aan het leggen van het beslag geen overleg met klager te voeren. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 mei 2016

in de zaak 16-704/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 23 juni 2015, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 7 januari 2016 met kenmerk 4015-0443, door de raad ontvangen op 8 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken – genummerd 1 tot en met 16 – op de bij die brief gevoegde inventarislijst. De raad heeft daarnaast kennis genomen van een brief met bijlagen van verweerder van 2 maart 2016.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Tussen klager en een (voormalig) werkneemster van zijn bedrijf zijn drie procedures gevoerd waarin de werkneemster betaling van onder meer achterstallig loon en vakantiegeld heeft gevorderd. De werkneemster is in die procedures bijgestaan door verweerder.

2.2 Klager, zijn partner en zijn bedrijf zijn bij vonnissen van 23 juni 2010, 22 december 2011 en 21 augustus 2013 hoofdelijk veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen. De vonnissen zijn in alle gevallen aan deurwaarder R gestuurd met het verzoek om tot tenuitvoerlegging over te gaan.

2.3 Klager is op een zeker moment – nadat een regeling was getroffen – tot betaling overgegaan. Een overzicht van de deurwaarder van 20 juni 2014 laat zien dat het openstaande saldo in het dossier dat betrekking had op het vonnis van 21 augustus 2013 op dat moment € 0,-- bedroeg.

2.4 Bij e-mail van 23 februari 2015 heeft verweerder aan klager met een cc aan deurwaarder R het volgende bericht:

“Aan cliënte heb ik verzocht een overzicht te maken van de verschuldigde en betaalde bedragen. Dat overzicht treft u als bijlage bij dit bericht. Tevens treft u een loonstrook die ik van cliënte ontving.

Er is al geruime tijd discussie tussen u en cliënte over de vraag of alle bedragen die verschuldigd zijn betaald zijn Cliënte is van mening dat dit niet het geval is

Tussen partijen zijn diverse procedures gevoerd Ter voorkoming van weer een nieuwe, kostbare en tijdrovende procedure bij de kantonrechter verzoek ik u mij binnen tien dagen na heden een gemotiveerde reactie te sturen op de berekening van cliënte. Indien ik niet tijdig van u verneem acht cliënte zich vrij u wederom in rechte te betrekken.”

2.5 Deurwaarder R heeft vervolgens op 22 mei 2015 op basis van het vonnis van 21 augustus 2013 ten laste van klager derdenbeslag onder de bank gelegd op zowel privérekeningen als zakelijke rekeningen van klager.

2.6 Bij e-mail van 13 juli 2015 heeft deurwaarder R aan verweerder het volgende bericht:

“In 2014 dachten wij klaar te zijn met het dossier. U gaf in februari 2015 aan dat volgens uw cliënt niet alles is voldaan en u gaf daarbij alle betalingen en specificaties. Daarna ben ik dat gaan narekenen en ben op dat bedrag uitgekomen die nog betaald moest worden. Vandaar het verschil tussen beide specificaties. Volgens mij gaat daar denk ik nu de hele discussie over, wat er nu nog openstaat.”

2.7 Daarop heeft verweerder aan deurwaarder R bij e-mail van gelijke datum als volgt op geantwoord:

“In februari zond ik bijgaande e-mail aan [klager], die ik cc naar u stuurde. In die mail wordt [klager] verzocht achterstallig loon dat na de vonnissen verschuldigd is geworden. Vandaar dat ik aankondig dat een nieuwe procedure bij de kantonrenrechter overwogen wordt. Nu er voor dit deel van de vordering geen titel is, kon dit deel van de vordering niet worden toegevoegd aan uw dossier 247385 (vonnis van 13 augustus 2013, Raad). Kennelijk is er een misverstand ontstaan.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij in een afgesloten zaak – op grond van een vonnis waaraan reeds door klager was voldaan – de deurwaarder heeft geïnstrueerd tot het leggen van executoriaal derdenbeslag onder de bank;

b) verweerder voornoemd beslag heeft laten leggen zonder enige vorm van voorafgaand overleg en zonder te controleren of wellicht al aan de vonnissen was voldaan;

c) verweerder niet heeft gereageerd op pogingen van klager tot overleg.

3.2 Klager stelt ter onderbouwing van zijn klacht dat hij schade heeft geleden – zowel zakelijk als privé – door de handelwijze van verweerder.

4 VERWEER

4.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

4.2 Verweerder heeft niet gebrekkig of ondoorzichtig gehandeld. Er is een fout gemaakt doordat de deurwaarder het bericht van 23 februari 2015 verkeerd heeft geïnterpreteerd. De deurwaarder heeft geen overleg gevoerd over de verhoging van de hoofdsom. Vervolgens heeft de deurwaarder zonder overleg met verweerder beslag gelegd.

4.3 Nadat verweerder de fout had opgemerkt, is hij adequaat opgetreden waardoor de kwestie is opgelost. Verweerder is na februari 2015 nooit benaderd voor overleg. Voor die tijd was de deurwaarder ermee bezig dus was hij ook het aanspreekpunt, aldus – steeds – verweerder.

5 BEOORDELING

Klachtonderdelen a) en b)

5.1 Klachtonderdelen a) en b) – die beiden zien op het in mei 2013 gelegde beslag – lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De raad stelt bij de beoordeling voorop dat de advocaat die wil overgaan tot het nemen van executiemaatregelen de verplichting heeft om de wederpartij dan wel diens advocaat voorafgaand van dit voornemen op de hoogte te stellen.

5.2 De raad is met verweerder van oordeel dat verweerder in zijn e-mail van 23 februari 2015 – met de bewoordingen “nieuwe, kostbare en tijdrovende procedure” en “wederom in rechte te betrekken” – voldoende duidelijk heeft gemaakt dat voor de op dat moment verschuldigde bedragen een nieuwe procedure gestart diende te worden alvorens eventueel tot het leggen van beslag zou kunnen worden overgegaan. De raad leest in de e-mail dan ook geen instructie aan de deurwaarder tot het leggen van beslag uit hoofde van een van de vonnissen tegen klager. Het klachtdossier biedt ook overigens geen aanknopingspunt om aan te nemen dat een dergelijke instructie is gegeven. Het tussen de deurwaarder en klager kennelijk ontstane misverstand (zie hiervoor onder 2.7) is dan ook niet aan verweerder toe te rekenen. Veeleer volgt uit het klachtdossier dat de deurwaarder zelfstandig is overgegaan tot het leggen van beslag. Zo volgt uit de e-mail van 13 juli 2015 (hiervoor onder 2.6) dat de deurwaarder zelf is gaan rekenen naar aanleiding van de e-mail van verweerder van 23 februari 2015. Dat de deurwaarder vervolgens op basis van zijn eigen berekening beslag is gaan leggen – op basis van het op 21 augustus 2013 gewezen vonnis – kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten.

5.3 Nu niet is komen vast te staan dat verweerder opdracht heeft gegeven tot het leggen van beslag, rustte op verweerder niet de verplichting om met klager in overleg te treden. De raad is overigens van oordeel dat verweerder – nadat hij op de hoogte was geraakt van het misverstand – voldoende heeft gedaan om (de gevolgen van) het misverstand op te heffen.

5.4 Gezien het voorgaande zijn de klachtonderdelen a) en b) ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.5 Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder – dat hij na 26 februari 2015 nooit is benaderd voor overleg – heeft klager zijn klacht niet nader kunnen onderbouwen. Dat verweerder niet heeft gereageerd op pogingen tot overleg is dan ook niet komen vast te staan. Ook klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.

5.6 Nu geen maatregel in de zin van artikel 48 lid 2 Advocatenwet zal worden opgelegd, bestaat er geen grond voor het stellen van een bijzondere voorwaarde tot het vergoeden van (vermeende) schade. De raad treedt daarom ook niet in de beoordeling of klager schade heeft geleden.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2016.

 

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres: Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl