Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:109

Zaaknummer

15-671/A/A

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 mei 2016

in de zaak 15-671/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 januari 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

 

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 3 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 17 december 2015 met kenmerk 4015-0471, door de raad ontvangen op 18 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 8 januari 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 januari 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 18 januari 2016, door de raad ontvangen op 19 januari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2016 in aanwezigheid van verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 18 januari 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen de weergave van de feiten komt klager in verzet niet op. Klager komt niet op tegen de omschrijving van de klacht als zodanig; klager meent echter dat de omschrijving onvolledig is.

3 VERZET

3.1 De verzetsgrond houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte niet (althans onvoldoende) is ingegaan op de brief van klager van 25 augustus 2015; repliek in het klachtdossier. In die brief maakt klager verweerster het verwijt dat zij geen ontvangstbevestiging van de brief van klager van 9 februari 2012 – de brief waarmee klager appel heeft ingesteld – bij de rechtbank of het Hof heeft opgevraagd.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Alhoewel de klacht over het niet opvragen van een ontvangstbevestiging van de brief van 9 februari 2012 niet is opgenomen bij de omschrijving van de klacht (onderdeel 2 van de voorzittersbeslissing), heeft de voorzitter die klacht wel impliciet als onderdeel van klachtonderdeel a) verstaan. Verweerster heeft in haar antwoord op de klacht toegelicht dat het opvragen van een ontvangstbevestiging geen toegevoegde waarde zou hebben gehad voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het de stempel van binnenkomst van het beroepschrift is die geldt als datum van het instellen van beroep. De voorzitter heeft verweerster in die stelling gevolgd en aldus onder 4.2 overwogen dat het verweerster niet kan worden verweten dat zij geen ontvangstbevestiging van de brief van klager van 9 februari 2012 heeft opgevraagd.

4.2 Gezien het voorgaande kan, naar het oordeel van de raad, de door klager aangevoerde grond niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard. 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.