Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:241

Zaaknummer

15-251

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klager kennelijk niet-ontvankelijk in klacht tegen eigen advocaat wegens verstrijken termijn op grond van artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van 3 september 2015

in de zaak 15-251

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

tegen

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 10 augustus 2015 met kenmerk 2015 KNN065, door de raad ontvangen op 12 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (producties a tot en met h).

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder heeft klager in de periode 1993/1994 bijgestaan in een strafzaak.

1.3    Bij vonnis d.d. 31 januari 1994 van de politierechter van de voormalige rechtbank [plaats], thans rechtbank [naam], locatie [plaats], is klager wegens diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, alsmede is alstoen de tenuitvoerlegging gelast van de klager bij vonnis d.d. 7 september 1992 van de politierechter in de toenmalige rechtbank Leeuwarden opgelegde twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk. Klager is niet tijdig ter zitting verschenen. Namens klager is verweerder verschenen. Klager is op 3 februari 1994 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 31 januari 1994.

1.4    Bij arrest d.d. 8 december 1994 van het voormalige gerechtshof [plaats], thans gerechtshof [naam], locatie [plaats], is het vonnis van 31 januari 1994 vernietigd en is, opnieuw rechtdoende, klager opnieuw veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf onvoorwaardelijk met bevel tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee weken die klager voorwaardelijk was opgelegd. Ook bij de behandeling in hoger beroep is klager niet verschenen. Wel is verweerder namens hem verschenen.

1.5    Klager heeft van genoemde veroordeling cassatie ingesteld. Bij arrest van 31 oktober 1995 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen bij gebreke van cassatiegronden. 

1.6    Bij e-mail van 31 maart 2015 heeft verweerder, nadat klager begin maart 2015 contact met hem had opgenomen, aan klager het volgende bericht:

‘Geachte heer,

Ik heb u verwezen naar een cassatie advocaat omdat u herziening van een vonnis van 22 jaar geleden wenst.

Er is destijds volgens de regels der kunst geprocedeerd. Getuigen hebben u aangewezen en een heeft u zelfs aangehouden.

U heeft op enig moment de uitspraak gekregen nadat u eerst te laat kwam en vervolgens was verhinderd.

Heel vervelend maar het is niet anders.’

1.7    Bij brief van 3 mei 2015, met bijlagen, heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    de verdediging van klager in de diverse strafzaken in 1993/1994 zonder afstemming met klager te doen en voorts tijdens de zittingen onvoldoende de belangen van klager te behartigen. Volgens klager is hij dan ook ten onrechte strafrechtelijk veroordeeld, waarvoor verweerder aansprakelijk moet worden gehouden;

b)    gemaakte afspraken met klager niet na te komen. Ondanks de eerdere toezegging van verweerder om mee te werken aan een heropening van de strafzaak, is hij daar in een gesprek in mei 2015 op terug gekomen. Door de onterechte veroordeling heeft klager een strafblad, hetgeen hem belemmert om naar [land] te gaan en een baan te vinden.

 

3    VERWEER

3.1    Het gemotiveerde verweer komt bij de bespreking van klachtonderdelen zo nodig aan de orde.

 

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Allereerst heeft de voorzitter te beoordelen of de klager kan worden ontvangen in  zijn klacht.

4.3    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien (sub a) het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijk verklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van klaagschrift een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.

4.4    De voorzitter stelt vast dat het verweten handelen van verweerder meer dan 20 jaar geleden heeft plaatsgevonden, terwijl de klacht eerst nu, derhalve te laat, is ingediend. Naar het oordeel van de voorzitter is deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar, althans niet is gebleken van redenen waarom de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. Uit het dossier komt naar voren dat klager destijds zelf cassatie heeft ingesteld. Voor zover klager bedoelt te stellen dat hij eerst in 2013 de onderliggende stukken heeft ontvangen, waaronder de processen-verbaal en de vonnissen, geldt dat hij ook niet toen binnen één jaar daarna een klacht heeft ingediend, nog daargelaten dat nergens uit blijkt dat hij die stukken niet eerder had, althans had kunnen hebben. Voor zover klager bedoelt zich erop te beroepen dat hij door medische omstandigheden niet eerder in staat was een klacht in te dienen, geldt dat hij ook dat niet onderbouwt of met relevante stukken aantoont.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn  als griffier op 3 september 2015.

 

griffier                                             voorzitter