Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:26

Zaaknummer

15-251

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat wegens termijnoverschrijding klacht afgewezen. Verzet daartegen is ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 15 januari 2016

in de zaak 15-251

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 september 2015 op de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 mei 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 augustus 2015 met kenmerk KNN065, door de raad ontvangen op 12 augustus 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 3 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 3 september 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brieven van 5 en 6 september 2015, tegelijk door de raad ontvangen op 8 september 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 december 2015 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met kennisgeving vooraf niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 5 en 6 september 2015. Bij faxbericht van 18 november 2015 heeft verweerder gereageerd op het verzetschrift.

 

2    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Buiten de schuld van klager heeft hij pas na 1 januari 2015 kunnen beschikken over zijn volledige dossier, terwijl klager al ruim voor 1 januari 2015 na eigen onderzoek over een groot deel beschikte en de rest meermalen bij de rechtbank heeft opgevraagd. Daarom diende, anders dan de voorzitter heeft gedaan, zijn klacht te worden beoordeeld op grond van de Advocatenwet die gold vóór 1 januari 2015, zodat hij ontvankelijk is in zijn klacht.

3.2    Verweerder was bekend, althans kon bekend zijn met het feit dat klager in de periode van 3 november 1994 tot en met 13 april 1995 was opgenomen, waardoor hij niet aanwezig kon zijn bij de rechtszitting op 8 december 1994. Daardoor heeft een brief van verweerder klager toen ook niet kunnen bereiken.

3.3    Verweerder had moeten weten dat de belastende getuigenverklaring vals was en had beter voor de belangen van klager op moeten komen. Voorts had verweerder zoals afgesproken in 2015 de zaak moeten heropenen.

 

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht. De raad volgt klager niet dat de Advocatenwet die gold vóór 1 januari 2015 van toepassing is, nu de klacht van na 1 januari 2015 is ingediend. Ook overigens was onder de Advocatenwet die gold voor 1 januari 2015 de klacht op grond van vaste jurisprudentie van het hof van discipline kennelijk niet-ontvankelijk verklaard gelet op het tijdsverloop tussen de verweten gedraging van verweerder en het indienen van de klacht door klager.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. G. Ham, G.E.J. Kornet, L.J. van der Veen, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 januari 2016.

 

 

Griffier                                    Voorzitter