Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:248

Zaaknummer

15-636

Inhoudsindicatie

klacht tegen eigen advocaat over onvoldoende deskundigheid bij voorzittersbeslissing als kennelijk ongegrond afgewezen.

Uitspraak

Beslissing van 28 december 2015

in de zaak 15-636

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 7 december 2015 met kenmerk RvT 15-0144/TRC/ml, door de raad ontvangen op 8 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (bijlagen 1 tot en met 5).

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft klager in diverse strafzaken bijgestaan.

1.2    Door de rechtbank Midden-Nederland is bij vonnis van 23 februari 2012 aan klager de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) opgelegd. In die strafprocedure heeft verweerder klager bijgestaan.

1.3    Verweerder heeft namens klager een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de ISD-maatregel ingediend. Bij beslissing van 18 april 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel beëindigd.

1.4    Bij brief van 13 april 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

niet te voorkomen dat aan klager een ISD-maatregel werd opgelegd.

2.2    Volgens klager is hem ten onrechte op 23 februari 2012 een ISD-maatregel opgelegd. Dit is te wijten aan verweerder. Klager heeft verweerder destijds gewaarschuwd dat hij nog vijf tullen (de voorzitter begrijpt: ten uitvoer te leggen vrijheidsstraffen) had openstaan. Verweerder heeft klager toen gezegd dat de wet veranderd was en dat klager daarom, ondanks de tullen, gewoon ISD opgelegd kon krijgen. Klager heeft echter van een andere advocaat vernomen dat de wet niet gewijzigd is en concludeert dat hem geen ISD-maatregel opgelegd had mogen worden. Door de fout van verweerder heeft klager schade van verschillende aard geleden, welke hij vergoed wil zien.

3    VERWEER

Het verweer komt voor zover nodig in het navolgende aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep deskundig en kan hij beschikken over voldoende kennis en vaardigheden. De voorzitter zal beoordelen of verweerder voldoende deskundig is geweest in zijn advisering naar klager.

4.2    De voorzitter stelt voorop dat misschien niet de wet op dit onderdeel gewijzigd is, maar dat wel het recht (in de zin van art. 99 Wet RO) is gewijzigd in de zin als volgens klager door verweerder tegen hem is verteld. Immers: de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers hield aanvankelijk in dat de ISD-maatregel niet kon worden gevorderd indien meer dan vier maanden onherroepelijke straffen openstonden. Als er meer dan vier maanden open stond, diende er een gevangenisstraf te worden gevorderd waarbij de nog openstaande straf aansluitend wordt geëxecuteerd. Pas bij een volgende gelegenheid kan dan de mogelijkheid van ISD aan de orde zijn.

4.3    De Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (waaronder de vordering van de maatregel ISD bij stelselmatige daders) die op 1 juli 2009 in werking is getreden (registratienummer 2009R004, opvolger van de gelijknamige richtlijnen met registratienummers 2004R004 en 2007R006) hield echter uitdrukkelijk in dat een aantal eisen voor het vorderen van ISD is vervallen, waaronder de eis dat  het nog ‘openstaande’ (nog ten uitvoer te leggen) onherroepelijke strafrestant niet meer dan vier maanden bedraagt.

4.4    Blijkens het parketnummer betreft de strafzaak tegen klager er een uit 2011, zodat de per 1 juli 2009  in werking getreden Richtlijn bij berechting in ieder geval van toepassing is. De rechtbank heeft de zaak dus beoordeeld met inachtneming van deze beleidslijn van het Openbaar Ministerie en de nog ten uitvoer te leggen straffen hebben geen beletsel voor ISD kunnen opleveren. Dat verweerder mogelijk deze wijziging heeft benoemd als wetswijziging is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter:

- verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 28 december 2015.

griffier    voorzitter