Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-09-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:253
Zaaknummer
15-34
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft erkend dat hij zonder overleg met de deken confraternele correspondentie in een procedure heeft overgelegd. Verweerder heeft daardoor in strijd met gedragsregel 12 gehandeld. Het feit dat het belang van zijn cliënt dit vorderde en dat verweerder vanwege de spoedeisendheid geen gelegenheid meende te hebben om met de deken te overleggen, maakt dat niet anders. Klacht is in zoverre gegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 7 september 2015
in de zaak 15-34
naar aanleiding van de klacht van:
de besloten vennootschap Y B.V.
klaagster
tegen:
mr. X
advocaat te W.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 5 maart 2015 met kenmerk K 14/110, door de raad ontvangen op 9 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster, zijn gemachtigde en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft in het kader van de behandeling kennis genomen van de brief van de deken van 5 maart 2015 en de in de brief genoemde bijlagen alsmede van de ter zitting door verweerder overgelegde pleitnota.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij in een arbeidsgeschil van een werknemer tegen klaagster als werkgeefster. Er zijn onder meer twee kort gedingen gevoerd, met als inzet loondoorbetaling en staking van de executie alsmede een drietal UWV-procedures gericht op het verkrijgen van toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
2.3 In het kader van het tweede kort geding heeft verweerder confraternele correspondentie ingebracht. Hierover heeft vooraf geen overleg plaatsgevonden met de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft over het overleggen van de correspondentie geen overleg gevoerd met de deken.
2.4 Bij brief van 2 september 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over de wijze waarop verweerder zich in die procedures heeft gedragen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) Zich tijdens een kort geding zitting uit te laten omtrent de inhoud van tussen de advocaten gevoerde correspondentie;
b) Confraternele correspondentie zonder instemming van de wederpartij en zonder het voorgeschreven overleg met de deken in een procedure in te brengen;
c) Onjuiste mededelingen te doen in een UWV-procedure omtrent confraterneel overleg;
d) In de UWV-procedure uit de school te klappen over het mediation-traject en zich daarbij ook nog te bedienen van een onjuiste mededeling;
e) Zich tot de rechter te wenden nadat arrest is gevraagd.
f) Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster medegedeeld ook te willen klagen over de inhoud van de brief van verweerder van 19 december 2014 aan de deken, in welke brief onjuiste mededelingen zijn gedaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Kort weergegeven luidt dit verweer:
a. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht, nu deze is ingediend bij de deken Overijssel;
b. Tijdens het kort geding heeft verweerder, nadat de rechter daarom had gevraagd, alleen in algemene bewoordingen beschreven hoe de onderhandelingen zijn verlopen. De rechter mag daaromtrent in algemene zin worden geïnformeerd. Mr. [V] heeft zelf ook confraternele correspondentie in het geding gebracht en daarmee klachtwaardig gehandeld;
c. Het mediation-traject was nog niet begonnen gezien ook het feit, dat er geen mediation-overeenkomst was ondertekend. Verweerder heeft derhalve niet uit de school geklapt omtrent de mediation;
d. Het was verweerder toegestaan zich te wenden tot het Gerechtshof omdat het een rolhandeling betrof, waarbij hij een kopie van zijn brief aan mr. [V] heeft gezonden.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 Het meest verstrekkende verweer van verweerder houdt in dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klachten omdat deze klachten zijn ingediend bij de deken Overijssel. De raad volgt verweerder niet in dit verweer. De klachten zijn weliswaar ingediend bij de deken van Overijssel, maar nog vóór de behandeling overgedragen aan de deken van Gelderland. Deze deken heeft voor het onderzoek zorggedragen en de klacht ter behandeling vervolgens doorgezonden aan de raad. Het onderzoek is dus verricht door de deken die daartoe ingevolge artikel 46c van de Advocatenwet bevoegd was.
5.3 Klachtonderdelen a, b en c
5.4 De klachtonderdelen a, b en c komen er in de kern op neer dat verweerder de gedragsregels 12 en 13 heeft geschonden.
Deze gedragsregels luiden als volgt.
Gedragsregel 12
1. Op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere mag in rechte geen beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.
2. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan.
Gedragsregel 13
Omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen mag aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, niets worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.
5.5 Verweerder erkent dat hij zonder toestemming van klaagster en diens advocaat en zonder overleg met de deken confraternele correspondentie in een procedure heeft overgelegd. Verweerder heeft daardoor in strijd met gedragsregel 12 gehandeld. Het feit dat het belang van zijn cliënt dit vorderde en dat verweerder vanwege de spoedeisendheid geen gelegenheid meende te hebben om met de deken te overleggen, maakt dat niet anders. Doelstelling van gedragsregel 12 is immers dat in alle gevallen eerst toestemming moet worden verzocht van de wederpartij en dat daarna, indien die toestemming wordt onthouden, advies van de deken dient te worden ingewonnen. Door dat niet te doen en toch confraternele correspondentie te overleggen, heeft verweerder gedragsregel 12 overtreden. Dat de advocaat van klaagster zelf ook en al eerder confraternele correspondentie heeft overgelegd (al dan niet na het inwinnen van advies van de deken), betekent niet dat de handelwijze van verweerder niet (meer) laakbaar is.
Klachtonderdeel b is derhalve gegrond.
5.6 Voor zover er over geklaagd wordt dat verweerder zich tijdens een kort geding heeft uitgelaten over de door partijen gevoerde onderhandelingen, overweegt de raad als volgt. Uit het dossier heeft de raad kunnen afleiden dat de bewoordingen die verweerder in zijn pleitnota heeft opgenomen, vrij algemeen van aard zijn. Dat er inhoudelijke mededelingen zijn gedaan over de schikkingsonderhandelingen is –vanwege de gemotiveerde betwisting door verweerder - niet komen vast te staan. Het is een advocaat alleen verboden aan de rechter mededelingen te doen over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen. Door te vermelden dat klaagster niet bereid was tot een beëindigingsovereenkomst te komen, heeft verweerder naar het oordeel van de raad geen mededeling gedaan over de inhoud van de gevoerde schikkingsonderhandelingen.
Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd welke (andere) mededelingen verweerder heeft gedaan die de inhoud van de schikkingsonderhandelingen betroffen. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat klaagsters stellingen hieromtrent juist zijn.
5.7 Evenmin is komen vast te staan dat verweerder in de UWV-procedure onjuiste mededelingen heeft gedaan over het confraternele overleg. De mededeling van verweerder dat zijn cliënt heeft ervaren dat klaagster niets van een beëindigingsovereenkomst wilde weten, beschouwt de raad niet als een mededeling over de inhoud van de gevoerde schikkingsonderhandelingen. Ook het verwijt dat verweerder in de UWV procedure klaagster ten onrechte zou hebben verweten niet de bereidheid te hebben de lopende procedures te staken, acht de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Als klaagster van mening was dat die mededeling op zichzelf onjuist was, lag het op haar weg het UWV hierover te informeren. Verweerder heeft met deze mededeling het bepaalde in gedragsregel 13 niet overschreden.
De klachtonderdelen a en c zijn dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel d
5.8 Dit klachtonderdeel klaagt erover dat verweerder in de UWV-procedure uit de school is geklapt over het mediation-traject.
In de kern wordt hiermee aan verweerder verweten dat hij de geheimhouding heeft geschonden. Deze klacht faalt. Uit het aan de raad ter beschikking staande dossier blijkt namelijk dat de door partijen benaderde mediator partijen direct na een eerste kennismaking per e-mail heeft bevestigd de zaak niet te kunnen aannemen voor mediation. Het mediation-traject had daarmee nog geen aanvang genomen, waardoor verweerder nog niet aan een uit de mediation voortvloeiende geheimhouding was gebonden.
Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel e
5.9 In gedragsregel 15 lid 2 is bepaald dat, nadat om een uitspraak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Achtergrond van die regel is dat partijen nadat een zaak in staat van wijzen is niet meer op de inhoud van de zaak mogen ingaan en niet op het gevoerde debat mogen terugkomen. Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van de raad geen sprake. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij zich tot het gerechtshof heeft gewend met het verzoek om hem alsnog een verweertermijn toe te staan nadat hij een fout had gemaakt. Van een inhoudelijk debat was met de inzending van het rolbericht geen sprake. De raad acht dit handelen dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel f
5.10 Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster toegelicht ook te willen klagen over de inhoud van de brief van verweerder van 19 december 2014 aan de deken, in welke brief eveneens onjuiste mededelingen zouden zijn gedaan. Hoewel klaagster deze klacht te laat heeft ingediend om bij de beoordeling van de overige klachtonderdelen te betrekken en klaagster reeds daarom niet in de behandeling van dit klachtonderdeel kan worden ontvangen, wijst de raad de klacht ook overigens af. De uitlatingen van verweerder zijn immers gedaan in het kader van de tuchtprocedure. Het staat verweerder vrij om in een tuchtprocedure standpunten in te nemen die strekken tot zijn verweer ook al stroken deze niet met de door klaagster gegeven beschrijving van de feiten.
Klaagster is in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk.
6 MAATREGEL
Met inachtneming van de omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
7 BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klachtonderdeel b gegrond en verklaart de klachten voor het overige ongegrond en het laatste klachtonderdeel niet-ontvankelijk.
Legt verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, H. Dulack en P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2015.
griffier voorzitter