Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:254

Zaaknummer

15-567

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. Wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Het wrakingsverzoek voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen. Uit het verzoek blijkt niet tegen welke leden de wraking zich richt en evenmin bevat het wrakingsverzoek gronden. Niet de eerste keer dat wrakingsverzoek in dezelfde klachtzaak is ingediend. Volgend wrakingsverzoek in deze klachtzaak wordt niet in behandeling genomen.

Uitspraak

Beslissing van 18 november 2015

in de zaak 15-567

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

de heer [ ]

adres

verzoeker

tegen

mrs M.F.J.N. van Osch (voorzitter) , E. Bige, R.J.A. Dil, P.R.M. Noppen en E.J. Verster, advocaat-leden

gewraakten

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij beslissing van 18 maart 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad), een klacht van verzoeker tegen mr. X afgewezen.

1.2 Tegen deze beslissing is verzoeker in verzet gekomen bij de raad. De behandeling van deze zaak staat gepland voor de zitting van 23 november 2015 om 11.45 uur. Bij e-mail van 11 november 2015 gericht aan de griffie van de raad heeft de dochter van verzoeker namens hem een wrakingsverzoek ingediend.

1.3 Geen van de leden van de kamer van 23 november 2015 heeft berust in de wraking of heeft aangegeven zich te zullen verschonen.

2 BEOORDELING

2.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering kunnen de voorzitter en leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2 Dergelijke feiten en omstandigheden kunnen in de eerste plaats zijn gelegen in de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.

2.3 In de e-mail van 11 november 2015 schrijft de dochter van verzoeker, namens hem, voor zover hier van belang:

‘verzoek om aanhouding tot 2 februari 2016.! in verband met afwezigheid! en niet op de hoogte zijn van de eerste brief! voor de oproep eind oktober 2015! bij onterechte afwijzing! wordt er op voorhand gebruik gemaakt van wraking!

WRAKING VERZOEK

grondslag! op 22 juli 2015 is uw laatste brief ontvangen! de brief die u kennelijk! opgestuurd heeft in augustus 2015!

is niet door post.nl bezorgd! op [adres]! (zoals meerdere post stukken afgelopen jaren waaronder aangetekende post zonder niet thuis kennisgeving achter te laten!) het toch eisen! van de raad van discipline! dat post wel bezorgd is! is niet alleen ten onrechte! maar getuigd ook van geen enkel respect voor zwaar gedupeerde partij!’

2.4 De raad overweegt ten aanzien van dit wrakingsverzoek als volgt.

Verzoeker heeft op 10 juni 2015, eveneens in de klachtzaak tegen mr. X, een eerste wrakingsverzoek ingediend. Aan dit eerste wrakingsverzoek werd, zoals thans ook het geval is, ten grondslag gelegd dat zijn verzoek tot aanhouding was afgewezen, hij geen officiële oproep voor de zitting zou hebben ontvangen en dat er zonder wettelijke grondslag een verjaringstermijn werd gehanteerd.

Bij beslissing van 20 juli 2015, onder zaaknummer 15-84, werd door de raad op dit verzoek beslist. Het wrakingsverzoek werd afgewezen en voorts werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige zaak op een zelfde grondslag niet in behandeling zou worden genomen. Nu dit toch is gebeurd, zal de raad op het verzoek beslissen.

2.5 Naar het oordeel van de raad kan een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek van 11 november 2015 achterwege blijven.

Dit wrakingsverzoek is namelijk kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzoek voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen.

2.6 Het verzoek beschrijft niet tegen welke leden het wrakingsverzoek is gericht. Een college kan niet worden gewraakt. In zoverre het verzoek is gericht tegen de afzonderlijke leden van het college is van belang dat het deugdelijk gemotiveerd dient te zijn in die zin dat daarin (gemotiveerd) de gronden moeten worden opgenomen waarop het verzoek ten aanzien van ieder lid van de kamer op wie het betrekking heeft, berust.

2.7 Nu het in overweging 2.3 omschreven wrakingsverzoek niet aan de minimale deugdelijke en concrete motiveringsvereisten voldoet - de leden van de kamer worden niet genoemd, noch worden concrete bezwaren geuit binnen het onder 2.1. en 2.2. vermelde kader - dient verzoeker in zijn verzoek ten aanzien van alle leden van de kamer kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.8 Op basis van het bepaalde in artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering ziet de raad aanleiding opnieuw te beslissen dat een volgende wraking van verzoeker in de onderhavige klachtzaak op basis van dezelfde grondslag als onder 2.4 genoemd, niet in behandeling wordt genomen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart verzoeker kennelijk niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek en

-  bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige klachtzaak tegen mr. X op grond dat ten onrechte een verzoek tot aanhouding is afgewezen, verzoeker geen officiële oproep heeft ontvangen voor de zitting en/of wegens het zonder wettelijke grondslag hanteren van een verjaringstermijn niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf, H.J.P. Robers en H.H. Tan, leden en bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2015

Griffier Voorzitter