Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-05-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2016:113
Zaaknummer
16-026/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegronde klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft niet klachtwaardig gehandeld door contact te hebben met minderjarige zoon van partijen. Zoon was door de man die gezag had meegenomen naar een bespreking. Van medeplichtigheid aan kinderontvoering is niet gebleken.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 17 mei 2016
in de zaak 16-026/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 11 september 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 14 januari 2016 met kenmerk 4015-0630, door de raad ontvangen op 15 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 maart 2016 in aanwezigheid van partijen, verweerster vergezeld van haar gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de hierboven genoemde brief van de deken;
- de bijlagen 1 t/m 10 bij die brief;
- de brief van klaagster van 7 maart 2016, met bijlagen, door de raad ontvangen op 8 maart 2016;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 17 maart 2016 met bijlagen, door de raad ontvangen op 18 maart 2016;
- de stukken, overgelegd door klaagster ter zitting.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster is gehuwd geweest met de heer D. (hierna: de man). Uit het huwelijk zijn een dochter (5 oktober 1997) en een zoon (4 oktober 2001) geboren. Bij beschikking van 28 oktober 2005 van de rechtbank te Gava (Spanje) is de echtscheiding uitgesproken. Bepaald is voorts dat klaagster en de man gezamenlijk gezag hebben over de kinderen, dat de kinderen bij klaagster (toen nog in Spanje) hun verblijfplaats hebben en een omgangsregeling met de man hebben.
2.3 Klaagster is in juli 2010 met de kinderen naar Nederland verhuisd. Klaagster en de man hebben in 2011 in een vaststellingsovereenkomst afgesproken dat de kinderen bij de man in Spanje zouden verblijven in de zomervakantie (vier weken) en in de kerstvakantie, de herfst- en krokusvakantie (telkens één week).
2.4 Tussen klaagster en de man is meerdere malen geprocedeerd over, samengevat, het gezag en de omgangsregeling. De man is hierin bijgestaan door verweerster.
2.5 Bij beschikking van 12 februari 2014 van de Rechtbank Midden-Nederland is – onder meer – bepaald dat de zoon de eerste drie weken van de zomervakantie in Spanje bij de man zal doorbrengen.
2.6 In mei 2015 was de man in Nederland. Op 15 mei 2015 had hij een afspraak met verweerster. De zoon, toen 13 jaar oud, is bij die afspraak aanwezig geweest. Verweerster heeft de zoon bij gelegenheid van die bespreking ook buiten aanwezigheid van de man gesproken.
2.7 Bij beschikking van 2 juli 2015 heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland bepaald dat klaagster de regeling zoals neergelegd in de beschikking van 12 februari 2014 moet nakomen in die zin dat de zoon van 6 juli 2015 tot en met 27 juli 2015 bij de man in Spanje zal verblijven.
2.8 De zoon is vertrokken naar Spanje en na het verblijf in Spanje niet teruggekeerd. De man heeft in Spanje een verklaring voor recht verzocht, inhoudende dat de zoon zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de man. Klaagster is in Nederland een bodemprocedure gestart om de gezagsregeling te wijzigen en heeft in kort geding verzocht om het eenhoofdig gezag voor de duur van de bodemprocedure. Dat laatste verzoek is afgewezen bij beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland van 28 januari 2016. In die beschikking wordt de verklaring van de zoon, opgemaakt op 1 december 2015 door een Spaanse rechter in het kader van een aldaar gevoerde procedure geciteerd. Dat citaat luidt, voor zover relevant, als volgt:
'Dat toen hij naar Spanje ging, dat voor vakantie was en dat hij daarna van plan is veranderd. Dat hij zelf van plan is veranderd en dat niemand hem daartoe heeft aangezet. Dat hij op de laatste dag van plan is veranderd, dat hij een vliegticket voor de terugreis had.'
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) de zoon van klaagster vóór zijn vertrek naar Spanje in juli 2015 heimelijk meerdere malen op haar kantoor heeft ontvangen en achter de rug van klaagster telefonische besprekingen met de zoon heeft gevoerd;
b) medeplichtig is aan kinderontvoering.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klachten gemotiveerd verweerd, welk verweer waar relevant in het hiernavolgende aan de orde zal komen.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. De advocaat geniet volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaven worden beoordeeld.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 In het dit klachtonderdeel beklaagt klaagster zich erover dat verweerster achter de rug van klaagster om meerdere malen contact heeft gehad met de minderjarige zoon van verweerster en met hem telefonische besprekingen heeft gevoerd. Ter zitting heeft klaagster gesteld zeker te weten dat verweerster haar zoon in ieder geval eenmaal heeft gezien. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat er meer ontmoetingen tussen verweerster en de zoon van klaagster hebben plaatsgehad dan de bespreking op 15 mei 2015. Verweerster heeft met betrekking tot die ontmoeting onweersproken gesteld dat de zoon, zonder dat verweerster daar op voorhand van op de hoogte was, met zijn vader (haar cliënt) was meegekomen. Verweerster heeft verklaard dat zij de zoon, toen hij eenmaal op kantoor was, buiten aanwezigheid van de man heeft gesproken. De zoon had aangegeven liever in Spanje te wonen bij de man. Verweerster wilde verifiëren of de zoon dat daadwerkelijk wenste of dat hij onder invloed van de man stond, zoals klaagster meermalen in verschillende procedures had aangevoerd, aldus nog steeds verweerster. Zij heeft dit ook zo verklaard bij gelegenheid van de zitting bij de Rechtbank Midden-Nederland, voorafgaand aan de beschikking van 28 januari 2016. Volgens verweerster heeft de zoon in het betreffende gesprek gezegd dat hij op dat moment nog niet bij de man in Spanje wilde wonen, maar pas over een jaar.
5.3 De raad is van oordeel dat de handelwijze van verweerster zoals hierboven omschreven in dit geval geenszins tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De man heeft gezag over de zoon. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat verweerster had moeten overleggen met (de gemachtigde van) klaagster alvorens de zoon die met de man mee kwam te ontvangen. Dat zij de zoon bij die gelegenheid ook buiten aanwezigheid van de man heeft gesproken, maakt dit niet anders.
5.4 Ten aanzien van de telefonische contacten heeft verweerster gesteld dat de zoon haar, nadat hij naar Spanje was vertrokken, één of tweemaal heeft gebeld. Klaagster heeft verklaard niet te weten wie het telefonisch contact heeft gezocht. Zij is van oordeel dat het feit dat de zoon zijn telefoon van een wachtwoord had voorzien een voldoende aanwijzing vormt voor de contacten tussen verweerster en haar zoon. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat er meer of anders telefonisch contact is geweest tussen verweerster en de zoon dan de door verweerster gestelde contacten. Het ontvangen en voeren van de telefoongesprekken is niet klachtwaardig.
5.5 Nu, voor zover de feiten zijn komen vast te staan, niet van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag kan worden gesproken, is klachtonderdeel a) ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.6 In klachtonderdeel b) beklaagt klaagster zich erover dat verweerster zou hebben meegewerkt aan kinderontvoering. Klaagster heeft ter onderbouwing van haar klacht gesteld dat verweerster wist dat het retourticket van de zoon niet betaald was en wist dat hij op de geplande retourdatum niet naar Nederland zou terugkeren.
5.7 Uit de in 2.8 geciteerde verklaring van de zoon blijkt dat hij een retourticket had en pas tijdens zijn vakantie had besloten in Spanje te blijven. Gelet op deze verklaring acht de raad het onaannemelijk dat al voor vertrek vast stond dat de zoon niet zou terugkeren, laat staan dat is komen vast te staan dat verweerster daarvan op de hoogte was. De raad slaat hierbij ook acht op de verklaring van verweerster dat de zoon haar op 15 mei 2015 weliswaar had laten weten bij zijn vader in Spanje te willen wonen, maar pas over een jaar.
5.8 Niets wijst er derhalve op dat dit ernstige verwijt enige steun vindt in de feiten. Klachtonderdeel b) is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. J.J. Trap, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift op 17 mei 2016
verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
rechtsmiddel
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl