Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:34

Zaaknummer

81/14

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing; verzet ongegrond; voorzitter heeft juiste maatstaf toegepast. Stellingen in verzet onvoldoende onderbouwd.

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2016

in de zaak 81/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 1 december 2014 op de klacht van:

 

klaagster

tegen:

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 7 maart 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 30 oktober 2014 met kenmerk 2014 KNN053, door de raad ontvangen op 3 november 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 1 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 december 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 22 december 2014 door de raad ontvangen op 24 december 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 november 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 22 december 2014 en een brief van 3 november 2015 met aanvullende stukken.

 

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klaagster geeft aan dat de weergave van de feiten niet juist is. Voor zover relevant bespreekt de raad hetgeen door klaagster is aangevoerd bij de beoordeling van het verzet.

 

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De omschrijving van de feiten en klachten, zoals door de deken geformuleerd en opgenomen in de voorzittersbeslissing, berusten niet op de waarheid. Bovendien heeft de voorzitter ten onrechte geoordeeld dat verweerster geen verwijt treft van het feit dat de rechtbank de ex-partner van klaagster geen alimentatieverplichting heeft opgelegd, terwijl het Hof dat vervolgens wel heeft gedaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De door klaagster gestelde onjuiste weergave van de feiten in de voorzittersbeslissing is niet onderbouwd. Het feit dat het Hof in hoger beroep aan de ex-partner van klaagster een alimentatieverplichting heeft opgelegd, betekent niet dat de beslissing van de voorzitter op dit punt onjuist is. De voorzitter heeft overwogen dat de rechtbank van oordeel was dat de ex-partner van klaagster geen draagkracht had, zoals ook door verweerster was betoogd. In verzet heeft klaagster niet onderbouwd op grond van welke argumenten de voorzitter niet tot zijn oordeel had kunnen komen.

4.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, G. Ham, P.H.F. Yspeert, M.A. Pasma, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2016.

 

 

griffier                            voorzitter