Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:81
Zaaknummer
16-673/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat het KvK-nummer op zijn briefpapier ontbreekt, dat hij geen disclaimer betreffende de beperking van de aansprakelijkheid gebruikt, dat er geen vaste lijn telefoonnummer is en dat het privéadres van verweerder op zijn briefpapier wordt vermeld. Klager klaagt niet namens zichzelf, maar namens zijn dochter. Klager kan, ondanks herhaald verzoek daartoe van de deken, geen machtiging overleggen.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 23 mei 2016
in de zaak 15-673/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 7 januari 2016 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 23 november 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 14 december 2015 met kenmerk K15-129, door de raad ontvangen op 15 december 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 7 januari 2016 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 18 januari 2016 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 20 januari 2016, door de raad ontvangen op 21 januari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2016 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft de raad bij brief d.d. 5 februari 2016 bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager, met bijlagen. De raad heeft daarnaast kennis genomen van de brieven van klager van 5, 11 en 25 februari 2016.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
1. de voorzitter heeft klager ten onrechte zelf als klager aangemerkt. Niet hij is klager, maar zijn dochter;
2. de voorzitter heeft miskend dat klager zich niet kan laten machtigen door zijn dochter want zij is ziek en mag niet worden geconfronteerd met werkgerelateerde zaken;
3. de voorzitter heeft miskend dat het negeren van dit advies door de werkgever heeft geleid tot een verslechtering van de medische situatie van de dochter van klager;
4. de voorzitter heeft miskend dat van klager niet kan worden verwacht de gezondheid van zijn dochter nog verder in de waagschaal te leggen;
5. de voorzitter heeft miskend dat verweerder hem heeft erkend c.q. geaccepteerd als de belangenbehartiger van zijn dochter (totdat hij het dossier heeft overgedragen aan een advocaat);
6. de voorzitter gaat voorbij aan artikel 6:198 BW, waaruit volgt dat klager bevoegd is om als belangenbehartiger van zijn dochter op te treden;
7. de beslissing van de voorzitter waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard, is in strijd met de Advocatenwet, artikel 46g: het ontbreken van een machtiging wordt daarin niet genoemd;
8. als artikel 46g lid 3a Advocatenwet aan de orde zou zijn geweest had klager in de gelegenheid gesteld moeten worden het verzuim te herstellen;
9. de voorzitter heeft zich de essentialia van de klachten niet eigen gemaakt, getuige de vermelding de deken in het arrondissement Limburg, in zijn beslissing.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.2 In artikel 1.6 van de leidraad houdende regels inzake dekenale klachtenregeling wordt nadrukkelijk bepaald dat wanneer een ander de klacht indient namens de klager, zoals in dit geval, diegene een schriftelijke en door de klager ondertekende machtiging moet overleggen. De deken heeft hier herhaaldelijk om gevraagd maar klager heeft de machtiging niet kunnen of willen overleggen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de dochter van klager niet in staat kan worden geacht om een machtiging te tekenen. Daarmee slaagt ook het beroep dat klager op artikel 6:198 BW doet niet. Dat betekent dat de voorzitter de klacht terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coengracht , voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri, LR.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2016
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet ongegrond is verklaard, geen rechtsmiddel open.