Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:84

Zaaknummer

16-095/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verweerder stond klager bij in een strafzaak. Aangezien klager en verweerder het niet eens konden worden over de juiste strategie heeft verweerder zijn werkzaamheden beëindigd en zich aan de zaak onttrokken. Onttrekking vond plaats enkele weken voor de zitting. Verweerder mocht zich terugtrekken en heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar behandeld. Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 23 mei 2016

in de zaak 15-095/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 4 september 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 1 februari 2016 met kenmerk K15-091 , door de raad ontvangen op 2 februari 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2016, in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen. De raad heeft daarnaast kennis genomen van de nagekomen brief van klager van 25 februari 2016, met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is door het Juridisch Loket doorverwezen naar verweerder omdat hij bijstand in een strafrechtelijke procedure nodig had. Op 7 april 2015 vond een eerste gesprek plaats. Verweerder heeft toen met klager afgesproken dat hij zich namens klager zou stellen en een kopie van het integrale procesdossier zou opvragen. Verweerder heeft het procesdossier per fax opgevraagd, maar niet direct ontvangen. Omdat verweerder na enkele weken nog geen dossier had ontvangen, heeft klager de stukken die hij zelf in zijn bezit had op het kantoor van verweerder afgegeven. Per mail van 12 mei 2015 heeft klager bovendien nog een aantal processtukken aan verweerder toegestuurd.

2.2      Verweerder heeft vervolgens de door klager overhandigde stukken bestudeerd en klager uitgenodigd voor een gesprek op 18 mei 2015. Door klager is aangegeven dat hij een aantal met name genoemde getuigen wenste te horen en dat hij een rechtshulpverzoek wilde indienen om bij de politie in Gent een getuigenverklaring van een Belgisch medium te laten verifiëren. Verweerder kon zich daarin niet vinden. Tijdens het gesprek op 18 mei 2015 hebben klager en verweerder gesproken over de onderzoekswensen van klager en het standpunt van verweerder daaromtrent. Verweerder heeft klager verzocht om zijn onderzoekswensen aan te passen. Op 21 mei 2015 heeft klager aangegeven akkoord te gaan met het horen van één getuige. Klager heeft echter ook aangegeven in zijn andere verzoeken te volharden.

2.3      Voor verweerder was dit aanleiding om te constateren dat er een verschil van inzicht bestond over de wijze waarop de zaak moest worden aangepakt. Op 27 mei 2015 heeft verweerder klager voor een gesprek uitgenodigd en klager mondeling medegedeeld dat hij de processtrategie van klager niet deelde. Verweerder heeft daarop de opdracht neergelegd en hij heeft dit bij brief van -eveneens- 27 mei 2015  aan klager bevestigd. De zitting was op 18 juni 2015 gepland. Verweerder heeft klager de eigen bijdrage van de toevoeging die door hem reeds was voldaan, terugbetaald.

2.4      Op 3 september 2015 heeft klager zich opnieuw tot verweerder gewend en verweerder gevraagd alsnog een rechtshulpverzoek in te dienen ter verificatie van de getuigenverklaring van het medium in België. Toen verweerder dat heeft geweigerd, heeft klager zich met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

 

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)         de opdracht heeft neergelegd, zonder daarvoor een goede reden te hebben. Verweerder had de getuigenverklaring door het indienen van een klein rechtshulpverzoek kunnen verifiëren;

b)         de opdracht kort voor de zitting heeft neergelegd, zodat het voor klager onmogelijk werd een andere advocaat te zoeken.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder geeft aan dat er sprake was van een verschil van inzicht met klager over de processtrategie. Verweerder is  strafrechtspecialist en weet wat een zinvolle verdediging is. De door klager gewenste strategie was volgens verweerder niet zinvol. Verweerder heeft geprobeerd om klager daarvan te overtuigen, maar toen dat niet lukte, heeft verweerder de conclusie getrokken dat er een verschil van inzicht bestond en heeft verweerder zijn werkzaamheden beëindigd.

4.2      Verweerder is van mening dat hij zijn werkzaamheden tijdig heeft beëindigd. De zitting was gepland op 18 juni 2015 en verweerder heeft zijn werkzaamheden een aantal weken daarvóór, te weten op 27 mei 2015, beëindigd. Verweerder heeft dat schriftelijk bevestigd aan klager en daarbij de namen van een aantal andere advocaten genoemd die hem wellicht zouden kunnen bijstaan. Verweerder is dan ook van mening dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      De beide klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder dat hij de opdracht heeft neergelegd en dat hij dat kort vóór de zitting heeft gedaan, zodat het voor klager onmogelijk was om een andere advocaat te zoeken. Gedragsregel 9 bepaalt dat de advocaat volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak draagt. Dit betekent dat de advocaat bij de behandeling van een zaak en bij de keuze van de processtrategie de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid moet bepalen met welke aanpak van de zaak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Voorwaarde is wel dat de advocaat aan zijn cliënt duidelijk maakt hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Indien de advocaat en de cliënt van mening verschillen over wat de juiste aanpak van de zaak is, schrijft Gedragsregel 9 lid 2 voor dat de advocaat zich dient terug te trekken. In lid 3 van Regel 9 wordt tenslotte bepaald dat wanneer de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, hij dat op zorgvuldige wijze moet doen en er voor moet zorgen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.

5.3      Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat sprake was van een meningsverschil over de juiste processtrategie tussen verweerder en klager. Verweerder heeft, door met klager in gesprek te gaan, getracht dit verschil van inzicht op te lossen. Dat is echter niet gelukt. Klager hield immers vast aan zijn onderzoekswensen. Verweerder was derhalve genoodzaakt om de opdracht te beëindigen en zich als advocaat van klager terug te trekken. Verweerder heeft dat op juiste gronden gedaan.

5.4      Verweerder heeft zich ruim vóór de zitting onttrokken en heeft klager aangeraden een andere advocaat in te schakelen. Verweerder heeft daarbij een aantal namen genoemd van advocaten die klager mogelijk zouden kunnen bijstaan. Verweerder heeft daarmee ook op zorgvuldige wijze gehandeld. De beide klachtonderdelen van klager zijn derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2016.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2016

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant    

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager/klaagster

-            verweerder/verweerster

-           de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant

-           de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl