Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:115

Zaaknummer

16-395/A/A

Inhoudsindicatie

Samenvatting: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  27 mei 2016

in de zaak 16-395/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

  

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 28 april 2016 met kenmerk 4015-0026, door de raad ontvangen op 28 april 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zich eind 2011 tot het (toenmalige) kantoor van verweerster gewend voor bijstand in verband met een door de verhuurder van haar woning, woningstichting Rochdale, jegens haar aanhangig gemaakte procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wegens huurachterstand.

1.2 Bij vonnis van 10 februari 2012 heeft de kantonrechter te Amsterdam de huurovereenkomst tussen klaagster en Rochdale vanwege een te hoge huurachterstand ontbonden en de ontruiming van de woning van klaagster uitgesproken. In deze procedure werd klaagster bijgestaan door een kantoorgenote van verweerster, mr. Sw.

1.3 Begin april 2012 heeft klaagster zich opnieuw tot het kantoor van verweerster gewend in verband met de op handen zijnde ontruiming van haar woning. Op 16 april 2012 heeft klaagster verweerster bericht dat de woning op 19 april 2012 zou worden ontruimd. In de ochtend van 17 april 2012 heeft over de dreigende ontruiming een bespreking tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden.

1.4 Verweerster heeft toen direct een dagvaarding opgesteld en bij de rechtbank Amsterdam een datum gevraagd voor een kort geding bij de voorzieningenrechter om te trachten de ontruiming van de woning van klaagster te voorkomen. Kort na de bespreking met klaagster heeft verweerster klaagster bij e-mail van 12.25 uur meegedeeld, voor zover hier van belang:

“Ik heb voor u getracht het geschil zonder procedure af te doen door contact op te nemen met [de deurwaarder]. Indien u voor morgen het volgens [de deurwaarder] openstaande bedrag van € 3.874,35 voldoet kunt u de ontruiming voorkomen. Aangezien u te kennen heeft gegeven dit bedrag niet te willen en niet te kunnen betalen heb ik voor u bij de rechtbank Amsterdam een datum aangevraagd voor een executiegeschil. Iets anders kan ik op dit moment niet voor u doen.

Het enige wat relevant is voor deze procedure is of u uw huurachterstanden hangende de procedure in eerste aanleg heeft betaald. Ik heb u ook te kennen gegeven dat het een en ander mijns inziens niet blijkt uit de door u overgelegde bankafschriften. (…)

Indien de rechtbank u een datum en tijdstip geeft voor een zitting zal ik u zo spoedig mogelijk berichten.”

1.5 Op 17 april 2012 13.40 uur heeft verweerster bericht van de rechtbank ontvangen dat de mondelinge behandeling van het kort geding plaats zou vinden op 18 april 2012 om 15.00 uur. Verweerster heeft vervolgens die middag herhaaldelijk getracht klaagster telefonisch te bereiken, maar de telefoon van klaagster stond uit. Daarop heeft verweerster klaagster op 17 april 2012 om 16.41 uur per e-mail op de hoogte gesteld van het feit dat de zitting was gepland om 15.00 uur.

1.6 Verweerster heeft haar kantoorgenote, mr. V., op 17 april 2012 gevraagd de zitting voor haar waar te nemen, hetgeen mr. V. heeft gedaan. Klaagster was niet aanwezig bij de zitting. Bij (zogenoemd kop-staart) vonnis van 18 april 2015 heeft de voorzieningenrechter de vordering van klaagster afgewezen.

1.7 Direct na het kort geding heeft klaagster zich tot een andere advocaat gewend. Tussen mr. V. en Rochdale hebben op 18 april 2012, na de zitting, nog onderhandelingen plaatsgevonden over de totstandkoming van een betalingsregeling met klaagster ter voorkoming van de ontruiming. Er is geen betalingsregeling tot stand gekomen, omdat mr. V. aan Rochdale heeft laten weten dat klaagster niet kon voldoen aan de eisen die Rochdale stelde, te weten betaling van € 1.977,74 ineens. De opvolgend advocaat heeft Rochdale na kantoorsluitingstijd op 18 april 2012 een faxbrief gestuurd met de volgende inhoud:

“Zoals zojuist tussen u en [mr. V.] is overeengekomen zal de ontruiming die voor morgenochtend gepland stond op bovenstaand adres geen doorgang vinden, nu [klaagster] morgenmiddag uiterlijk 16.00 uur u een bedrag van € 1.977,74 ten kantore van [Rochdale] zal voldoen ter afwending van de ontruiming.”

1.8 De opvolgend advocaat van klaagster heeft het dossier van klaagster bij brief van 19 april 2012 bij verweerster opgevraagd. Verweerster heeft het dossier diezelfde dag nog aan de opvolgend advocaat gestuurd. Bij e-mail van 19 juni 2012 heeft de opvolgend advocaat aan mr. V. bevestigd dat hij het volledige dossier van klaagster van (het toenmalige kantoor van) verweerster heeft ontvangen.

1.9 De woning van klaagster is op 19 april 2012 ontruimd.

1.10 Tijdens het spreekuur van de deken op 26 april 2012 heeft klaagster zich beklaagd over mr. V. Bij beslissing van de raad van 16 april 2013 is de klacht van klaagster deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. Bij beslissing van 17 januari 2014 heeft het Hof van Discipline de beslissing van de raad bekrachtigd.

1.11 Tijdens het spreekuur van de deken op 8 januari 2015 heeft klaagster zich beklaagd over verweerster. Bij brieven aan de deken van 24 juni 2015, 30 juni 2015 en 24 december 2015 heeft klaagster haar klachten nader toegelicht.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) klaagster onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de zitting van 18 april 2012 en zonder overleg met en zonder instemming van klaagster de behandeling van het kort geding op 18 april 2012 heeft overgedragen aan mr. V.;

b) heeft verzuimd inkomensgegevens c.q. huursubsidiegegevens ten behoeve van de zitting in kort geding door te geven aan mr. V.;

c) fouten heeft gemaakt tijdens het kort geding door de hoge aanslag van € 100.000,- vermeld op de beschikking van de Raad voor Rechtsbijstand niet te verantwoorden, waardoor er geen toevoegingen zijn verkregen van de Raad voor Rechtsbijstand;

d) het vonnis van de rechtbank niet aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft verstrekt;

e) een illegale en onrechtmatige ontruiming heeft laten uitvoeren op basis van een kop-staart vonnis;

f) valse verklaringen heeft afgelegd over twee overeengekomen betalingsregelingen met het deurwaarderskantoor en de verhuurder;

g) doelbewust op 19 april 2012 de administratie van 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012 betrekking hebbend op de nog lopende fraudezaak in stadsdeel Amsterdam Zuidoost heeft laten vernietigen.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

4 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

4.1 Verweerster heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, nu zij niet binnen een redelijke termijn heeft geklaagd.

4.2 De voorzitter overweegt dat ingevolge artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet de voorzitter van de raad van discipline een klacht niet-ontvankelijk verklaart indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.3 Klaagster heeft zich op het dekenspreekuur van 8 januari 2015 beklaagd over verweerster. Die datum geldt derhalve als datum van indiening van de klacht. Dat klaagster haar klacht bij latere brieven nader heeft toegelicht doet hier, anders dan verweerster stelt, niet aan af. Nu de klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster in april 2012, is klaagster (net) ontvankelijk in haar klacht.

Ad klachtonderdeel a)

4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij haar onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de zitting van 18 april 2012 en zonder overleg met en toestemming van klaagster de behandeling van het kort geding heeft overgedragen aan mr. V.

4.5 De voorzitter overweegt dat verweerster klaagster bij e-mail van 17 april 2012 16.41 uur (zie hiervoor onder § 1.5) op de hoogte heeft gesteld van de zitting op 18 april 2012. Verweerster mocht er naar het oordeel van de voorzitter van uitgaan dat klaagster die e-mail tijdig zou lezen. Immers, de ontruiming zou op 19 april 2012 plaatsvinden en het kort geding strekte ter voorkoming van die ontruiming, zodat het klaagster duidelijk had moeten zijn dat het kort geding op 17 of 18 april 2012 zou plaatsvinden. In dat licht mocht verweerster er redelijkerwijs van uitgaan dat klaagster haar e-mailberichten op 17 en 18 april 2012 zou lezen, temeer daar telefonisch contact op 17 april 2012 niet mogelijk was gebleken. Klachtonderdeel a) is in zoverre dan ook kennelijk ongegrond.

4.6 Wat betreft de overdracht van de behandeling van het kort geding aan mr. V. overweegt de voorzitter dat uit het klachtdossier blijkt dat verweerster heeft verklaard dat zij destijds met klaagster heeft besproken dat het voor haar niet mogelijk was om de zitting op 18 april 2012 bij te wonen, aangezien zij in die periode altijd op woensdag verhinderd was. Hoewel het beter was geweest als verweerster dit schriftelijk aan klaagster had meegedeeld, is de voorzitter van oordeel dat verweerster, door dit niet te doen, in dit geval de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare niet heeft overschreden. De voorzitter overweegt hierbij dat volgens verweerster in de door haar aan klaagster verstrekte opdrachtbevestiging de mogelijkheid van vervanging is opgenomen, hetgeen klaagster niet heeft betwist. Verweerster had hiervoor dan ook geen toestemming van klaagster nodig. Ook dit deel van klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.7 Dit klachtonderdeel ziet op het niet doorgeven door verweerster van inkomensgegevens c.q. huursubsidiegegevens ten behoeve van de zitting in kort geding aan mr. V.

4.8 Volgens verweerster heeft zij het volledige dossier van klaagster met alle door klaagster aan haar aangeleverde informatie aan mr. V. overgedragen (en aan de rechtbank verstrekt). Hiertegenover heeft klaagster haar klacht niet onderbouwd. Reeds gelet hierop is ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.9 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster fouten te hebben gemaakt tijdens het kort geding.

4.10 De voorzitter overweegt dat niet verweerster, maar mr. V. klaagster heeft bijgestaan tijdens het kort geding. Mr. V. is als enige tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de gang van zaken tijdens de zitting in kort geding en dus ook voor hetgeen tijdens die zitting naar voren is gebracht. De voorzitter overweegt voorts dat de Raad voor Rechtsbijstand afgaat op gegevens van de Belastingdienst. Dat die gegevens onjuist zijn, zoals klaagster stelt, kan verweerster niet worden verweten. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.11 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij het vonnis in kort geding niet aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft verstrekt, waardoor hoger beroep niet mogelijk was.

4.12 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft aangevoerd dat zij het volledige dossier aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft verstrekt. De opvolgend advocaat van klaagster heeft dit bij e-mail van 19 juni 2012 (zie § 1.8) aan mr. V. bevestigd. Gelet hierop is ook klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.13 Dit klachtonderdeel ziet op de illegale en onrechtmatige ontruiming van de woning van klaagster, die verweerster volgens klaagster slechts op grond van het kop staart vonnis van de voorzieningenrechter zou hebben laten uitvoeren.

4.14 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft er terecht op gewezen dat de ontruiming van de woning van klaagster heeft plaatsgevonden op grond van het vonnis van de kantonrechter van 10 februari 2012 en niet op grond van het kop staart vonnis van de voorzieningenrechter. Klachtonderdeel e) mist dan ook feitelijke grondslag, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel f)

4.15 Dit klachtonderdeel ziet op het afleggen van valse verklaringen over twee overeengekomen betalingsregelingen. Volgens klaagster heeft verweerster een betalingsregeling met de deurwaarder op 18 april 2012 niet overgelegd aan de rechter, heeft de deurwaarder een valse verklaring over de betalingsregeling gedaan (namelijk dat deze door klaagster niet is nagekomen) en heeft verweerster de betalingsregeling willens en wetens verzwegen.

4.16 Verweerster heeft aangevoerd dat niet zij, maar mr. V. klaagster heeft bijgestaan bij het kort geding op 18 april 2012. Verweerster voert voorts aan dat zij contact heeft opgenomen met de deurwaarder, maar dat ontruiming alleen kon worden voorkomen als klaagster de gehele huurachterstand in een keer zou voldoen.

4.17 De voorzitter overweegt als volgt. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft mr. V. klaagster bijgestaan bij het betreffende kort geding. Mr. V. is als enige tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de gang van zaken tijdens dat kort geding. Voor zover de klacht de rechtsbijstand door verweerster betreft, heeft klaagster niet onderbouwd dat er een betalingsregeling was die klaagster ook is nagekomen, althans dat verweerster daarover onjuiste informatie aan de rechter heeft gegeven. Klachtonderdeel f) is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

4.18 Dit klachtonderdeel betreft de vernietiging van administratie over de jaren 2006 tot en met 2012. Volgens klaagster heeft verweerster op 19 april 2012  doelbewust de administratie betrekking hebbend op een nog lopende fraudezaak in stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam laten vernietigen.

4.19 De voorzitter overweegt dat klaagster dit klachtonderdeel in het geheel niet heeft onderbouwd. Bovendien heeft klaagster in haar brief aan de deken van 24 juni 2015 gesteld dat de deurwaarder de administratie heeft gegijzeld, verduisterd dan wel vernietigd. Ook klachtonderdeel g) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.20 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 27 mei 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 27 mei 2016 

verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl