Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:117

Zaaknummer

15-623/A/A

Inhoudsindicatie

15-623A: Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 30 mei 2016

in de zaak 15-623/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 28 januari 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

   

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 5 juni 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 december 2015 met kenmerk 4015-0406, door de raad ontvangen op 4 december 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 28 januari 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 januari 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 24 februari 2016, door de raad ontvangen op 25 februari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 april 2016 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 24 februari 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

De verzetsgrond houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter heeft miskend dat verweerder van de rekening-courantverhouding geen pijler in de procedure had moeten maken en dat de rekening-courantverhouding en de pensioenvoorziening slechts in beperkte mate communicerende vaten vormen.

4 BEOORDELING

4.1 Het verzet richt zich uitsluitend tegen de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel a).

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klachtonderdeel a) terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat niet is gebleken dat in de door klager overgelegde “alternatieve dagvaarding” – die verweerder volgens klager beter kan kunnen opstellen – feiten of stellingen staan die niet in de door verweerder opgestelde dagvaarding stonden. In de alternatieve dagvaarding zijn slechts dingen weggelaten. Het is in het geheel niet aannemelijk geworden dat de zaak meer kans van slagen had gehad met deze alternatieve, beknoptere dagvaarding.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.