Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:255

Zaaknummer

52/14

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft ten behoeve van zijn cliënt pro forma jaarstukken overgelegd in een procedure tegen klagers en de cliënt van verweerder. Daar hoorde een brief van de acountant bij, die daar onlosmakelijk mee verbonden was en die niet door verweerder is overgelegd en die van belang was voor de beoordeling van de zaak door de rechter. Verzet ten dele gegrond, ten dele ongegrond. De raad verwijst de zaak terug naar de deken voor nader onderzoek. Uit nadere informatie van de deken  is gebleken dat verweerder bewust een onjuist en onvolledig stuk heeft overgelegd waardoor is geprobeerd bij de rechtbank een verkeerd beeld te doen ontstaan. Klacht waarop het verzet ziet, gegrond; berisping.

Uitspraak

Beslissing van 11 december 2015

in de zaak 52/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 september 2014 op de klacht van:

 

klagers

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij verzetbeslissing van 27 maart 2015 heeft de raad het verzet tegen de voorzittersbeslissing van 3 september 2014 ten aanzien van de klachtonderdelen g en h gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de deken voor nader onderzoek als omschreven onder 5.4 van genoemde verzetbeslissing en de deken verzocht binnen 4 weken na de datum van de uitspraak de bevindingen van het onderzoek naar de griffier van de raad te sturen. Voorts is het verzet ten aanzien van de klachtonderdelen a, b, i en j ongegrond verklaard. Tegen de overige klachtonderdelen is geen verzet ingesteld, zodat die in verzet geen behandeling behoeven.

1.2    Bij brief aan de raad van 20 april 2015 met bijlagen (4)  heeft de deken zijn bevindingen aan de raad gestuurd. Kopie van deze brief met bijlagen is op 27 mei 2015 aan partijen gestuurd waarna klagers in de gelegenheid zijn gesteld daarop binnen 14 dagen te reageren. Telefonisch heeft klaagster sub 2  daarop laten weten daaraan geen behoefte te hebben.

1.3    Verweerder heeft bij brief van 23 september 2015 gereageerd. Kopie daarvan is aan klagers gestuurd. Thans zal de raad mede op grond van bovengenoemde stukken uitspraak doen.

 

2    BEOORDELING

2.1    De raad stelt vast dat zich bij de stukken een brief bevindt van de accountant van de wederpartij van klagers van 28 oktober 2010 aan de cliënte van verweerder, waarin staat :

[…..]

U heeft ons verzocht de cijfers van de jaarrekeningen 2003 tot en met 2008 van T.P. B.V (afkorting-raad) aan te passen in verband met de in uw ogen onterecht opgenomen schulden in deze jaarrekeningen. Bijgaand ontvangt u deze pro forma jaarrekeningen over genoemde jaren zoals deze kunnen luiden wanneer de naar uw mening onterecht opgenomen schulden worden gecorrigeerd.”

[…….]

2.2    De raad overweegt dat de zes aangepaste, overgelegde jaarrekeningen zijn gebaseerd op het standpunt van de wederpartij van klagers (T.P. B.V.). In de brief wordt immers gesteld: de in uw ogen onterecht opgenomen schulden, de jaarrekeningen zoals deze kunnen luiden wanneer de naar uw mening (onderstreping-raad) onterecht opgenomen schulden worden gecorrigeerd. Uit deze bewoordingen blijkt dat de inhoud van de brief een rol zou kunnen spelen bij de beoordeling van het geschil door de rechtbank.

2.3    Bovendien blijkt uit de overgelegde beslissing van de Accountantskamer van 30 augustus 2013 dat er contact is geweest tussen de accountant van de wederpartij van klagers en verweerder. De accountant heeft voor de Accountantskamer verklaard dat duidelijk was dat de jaarrekeningen dienden ten behoeve van de gerechtelijke procedure en dat hij wel degelijk waarborgen heeft getroffen door de stukken aan te bieden met een begeleidende brief en deze op blanco papier af te drukken. Voorts heeft verweerder niet ontkend dat hij over de begeleidende brief beschikte, zodat hij met de inhoud daarvan bekend wordt verondersteld.

2.4    Bovenstaande doet de raad concluderen dat de bewuste brief onlosmakelijk verbonden is met de aangepaste jaarstukken en tezamen met die stukken had behoren te worden overgelegd in de procedure.  Nu is bewust een onjuist (onvolledig) stuk geproduceerd en overgelegd waardoor is geprobeerd bij de rechtbank een verkeerd beeld te doen ontstaan. Het argument van verweerder dat de rechtbank uiteindelijk wel correct is geïnformeerd, zoals uit het proces-verbaal zou blijken, maakt het oordeel van de raad niet anders. De brief had tezamen met de aangepaste jaarrekeningen moeten worden overgelegd. De klachtonderdelen g en h zijn dan ook gegrond.

 

3    MAATREGEL

Rekening houdend met alle omstandigheden en met name ook het feit dat verweerder  bewust heeft geprobeerd de rechtbank onjuist voor te lichten, komt de raad tot oplegging van onderstaande maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klachtonderdelen g en h gegrond en legt aan verweerder de maatregel van berisping

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, F. Klemann, G.W. Brouwer, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2015.

 

griffier                                                                   voorzitter