Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:119

Zaaknummer

15-110A

Inhoudsindicatie

15-110A: Klacht tegen advocaat wederpartij. Geen belang bij klacht over “no cure less pay” afspraak. Niet gebleken dat verweerder in strijd met de waarheid heeft verklaard. Klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 30 mei 2016

in de zaak 15-110A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

  

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 13 november 2014 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 30 april 2015 met kenmerk 4014-0855, door de raad ontvangen op 1 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 april 2016 in aanwezigheid van – onder meer – de bestuurder van klaagster en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 16 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Tussen klaagster en de cliënte van verweerder is een geschil ontstaan over (onder meer) het gebruik van de handelsnaam “kleding.com”. Klaagster heeft de cliënte van verweerder gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2014. Verweerder heeft zijn cliënte ter zitting bijgestaan. Verweerder heeft ex artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een proceskostenoverzicht in het geding gebracht voor zijn werkzaamheden ten behoeve van het kort geding ten bedrage van € 17.182,60.

2.2 Bij vonnis van 2 april 2014 heeft de voorzieningenrechter de cliënte van verweerder (onder meer) bevolen het gebruik van de handelsnaam “kleding.com” dan wel “kleding.COM” te staken en gestaakt te houden en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van klaagster, begroot op € 20.345,00.

2.3 Na het vonnis van 2 april 2014 heeft de cliënte van verweerder zich failliet laten verklaren.

2.4 Op 22 april 2014 heeft verweerder zijn cliënte een declaratie gestuurd voor zijn werkzaamheden ten behoeve van het kort geding ten bedrage van € 2.000,00 (inclusief BTW). Op de factuur staat een bedrag van € 30.854,00 (exclusief BTW) aan honorarium, maar ook een korting daarop van € 29.294,00.

2.5 Bij e-mail van 1 augustus 2014 heeft de raadsman van klaagster verweerder het volgende geschreven:

“U zult zich de zitting (…) ongetwijfeld nog herinneren. Ik in ieder geval wel. Tijdens deze zitting heb ik u op de man af gevraagd om te bevestigen dat u de door uw cliënte gevorderde proceskosten ad 18K ook daadwerkelijk gefactureerd zouden worden. Ik gaf toen aan dat ik u als een betrouwbare advocaat zie en dat ik genoegen zou nemen met uw mondelinge bevestiging. U gaf mij toen deze bevestiging, ten overstaan van vele getuigen.

(…)

Na onderzoek is gebleken dat uw oude kantoor – in strijd met uw eigen bevestiging dat alles volledig zou worden uitgefactureerd – slechts 2K heeft gedeclareerd. Anders dan u aangaf heeft u wel degelijk een no cure less pay afspraak gemaakt. (…)”

2.6 Verweerder heeft hierop bij e-mail van 18 augustus 2014 als volgt gereageerd:

“(…) Tijdens de zitting zijn geen onwaarheden verkondigd (noch door mij noch door cliënte) en ik betwist dat ik (…) tuchtrechtelijk laakbaar zou hebben gehandeld. Het door mij in het geding gebrachte proceskostenoverzicht is een weergave van de daadwerkelijke advocaatkosten. Dat cliënte uiteindelijk wellicht minder heeft betaald doet daaraan niet af. (…)”

2.7 Bij brief van 7 oktober 2014 heeft de griffier van de rechtbank Amsterdam de raadsman van klaagster onder meer het volgende meegedeeld:

“In reactie op uw brief van 17 september jl. kan ik u namens de voorzieningenrechter het volgende meedelen.

In de aantekeningen van de griffier is onder meer het volgende vermeld:

“[raadsman klaagster]: (…) Is rekening [verweerder] terecht? Of zal er korting op worden verleend.

[verweerder]: (….) Korting zit al in rekening”.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) met zijn cliënte een verboden no cure less (of: no) pay-afspraak heeft gemaakt, waardoor die cliënte min of meer risicoloos kon procederen, zulks ten nadele van klaagster;

b) op de zitting van 19 maart 2014 in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij geen korting op de factuur zou toepassen indien zijn cliënte de procedure zou verliezen;

c) klaagster bewust heeft misleid doordat hij op de zitting van 19 maart 2014 heeft verklaard dat de domeinnaam kleding.com was gekocht, terwijl is gebleken dat de domeinnaam kleding.com door zijn cliënte was gehuurd;

d) moet hebben geweten dat zijn cliënte zich bij verlies van de kortgedingprocedure direct failliet zou laten verklaren.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Dit klachtonderdeel betreft de prijsafspraak die verweerder met zijn cliënte heeft gemaakt.

5.3 De raad overweegt als volgt. Op grond van artikel 2 lid 1 van de – ten tijde van het maken van de prijsafspraak geldende – Verordening op de praktijkuitoefening, onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning, (hierna de Verordening), thans artikel 7.7 van de Verordening voor de advocatuur, staat het de advocaat niet vrij overeen te komen, dat slechts bij het behalen van een bepaald gevolg honorarium in rekening wordt gebracht. Deze regel staat bekend als het verbod op no cure no pay. Uit de toelichting op de Verordening volgt dat de rechtvaardiging van het verbod ligt in de bescherming van de cliënt. Het verbod raakt aan de kernwaarden van de partijdigheid, de integriteit en de onafhankelijkheid van de advocaat. Het verbod beoogt met name te voorkomen dat een advocaat te zeer een eigen belang krijgt bij de uitkomst van de zaak en moet daarnaast onder meer excessief declareren voorkomen. Het gaat daarbij slechts om bescherming van de belangen van de eigen cliënt.

5.4 Niet valt in te zien dat het verbod (mede) strekt ter bescherming van de belangen van de wederpartij. Klaagster heeft dan ook geen rechtens te respecteren belang bij klachtonderdeel a). Dit betekent dat klaagster niet-ontvankelijk is in dit klachtonderdeel en dat in het midden kan blijven of verweerder al dan niet een verboden prijsafspraak heeft gemaakt.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij op de zitting van 19 maart 2014 in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij geen korting op de factuur zou toepassen indien zijn cliënte de kortgedingprocedure zou verliezen.

5.6 Verweerder betwist dat hij dit op de zitting heeft verklaard. De raadsman van klaagster heeft verweerder tijdens de zitting gevraagd of er al een korting was opgenomen in het door hem in het geding gebrachte proceskostenoverzicht. Aangezien het bedrag van € 17.182,60 al een korting bevatte, heeft verweerder daarop “ja” geantwoord, aldus verweerder.

5.7 De raad overweegt dat klaagster, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, haar klacht niet heeft onderbouwd. De enkele verwijzing naar de brief van de griffier van 7 oktober 2014 is daartoe onvoldoende, nu daaruit niet blijkt dat verweerder op de zitting heeft verklaard dat hij geen korting op de factuur zou toepassen indien zijn cliënte de procedure zou verliezen. Derhalve is niet vast komen te staan dat verweerder op de zitting in strijd met de waarheid heeft verklaard. Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.8 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij op de zitting van 19 maart 2014 in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zijn cliënte de domeinnaam kleding.com had gekocht. Verweerder betwist dat hij dit heeft gezegd.

5.9 De raad overweegt dat klaagster, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder heeft verklaard dat zijn cliënte de domeinnaam had gekocht. De raad kan dus niet vaststellen dat verweerder dat heeft verklaard. Klachtonderdeel c) is derhalve eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.10 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij wist dat zijn cliënte zich bij verlies van de kortgedingprocedure direct failliet zou laten verklaren. Verweerder heeft dit ter zitting gemotiveerd betwist.

5.11 De raad overweegt dat, daargelaten dat niet is vast komen te staan dat verweerder wist dat zijn cliënte zich failliet zou laten verklaren indien zij de kortgedingprocedure zou verliezen, verweerder, ook indien hij daarvan wel op de hoogte was, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zijn cliënte in de procedure bij te staan. Ook klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klaagster in klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdelen b), c) en d) ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, N.M.N. Klazinga, R. Lonterman en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.

 

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2016 verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Indien hoger beroep wordt ingesteld, moet dit binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing gebeuren door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl