Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:97

Zaaknummer

16-359/DB/OB

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat vrij incassowerkzaamheden te doen verrichten door een rechtspersoon waarvan de advocaat bestuurder is.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 1 juni 2016

in de zaak 16-359/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

                                                                     

klaagster

 

tegen:

 

                      

 

verweerder

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 14 april 2016 met kenmerk 48/15/146K , door de raad ontvangen op 18 april 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klaagster is op 14 januari 2014 aangeschreven door X. met het verzoek over te gaan tot betaling van een openstaande vordering van een cliënt van verweerder. In mei 2014 is met klaagster een betalingsregeling getroffen, waarna door klaagster een gedeelte van de opeenstaande vordering is voldaan.

1.2         Ten aanzien van de restantvordering heeft de cliënt van verweerder klaagster in rechte betrokken. De vordering van de cliënt van verweerder is bij vonnis dd. 12 augustus 2015 door de kantonrechter toegewezen. In de gerechtelijke procedure trad A. B.V. h.o.d.n. X. op als gemachtigde van de cliënt van verweerder.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de  Advocatenwet doordat:  

1.    verweerder zich heeft voorgedaan als incassobureau en aanspraak heeft gemaakt op incassokosten, terwijl X. een organisatie dan wel bureau van public relations, marketing en communicatie is;

2.    klaagster verkeerd en door een niet bestaand incassobureau is aangeschreven en doordat zij geen wik-brief heeft ontvangen;

3.    verweerder extra kosten heeft gemaakt om te laten zien dat hij het meende en niet met zich liet spotten.

 

 

3.            VERWEER   

3.1         A,. BV h.o.d.n. X heeft vanaf eind 2012 tot eind 2015 incassoactiviteiten ten behoeve van cliënten verricht en zich als zodanig in de markt geprofileerd. Als zodanig heeft X. klaagster tot betaling gesommeerd. Eind 2015 is de naam van de vennootschap gewijzigd in B. B.V. h.o.d.n. Y. en zijn de activiteiten van de vennootschap gewijzigd naar activiteiten op het vlak van public relations, marketing en communicatie.

3.2         De reden van de wijziging was hierin gelegen dat de incassowerkzaamheden van X. zijn overgenomen door K. BV h.o.d.n. V., waarna A. BV is gebruikt voor het verrichten van activiteiten op het gebied van marketing en communicatie. Voordat X. als besloten vennootschap is omgevormd tot B. BV heeft zij louter incasso activiteiten verricht en zich als zodanig in het handelsverkeer geprofileerd. De omvorming naar marketing- en communicatieactiviteiten heeft in een veel later stadium plaatsgevonden.

3.3         Klaagster is aangeschreven conform de daaraan gestelde wettelijke regels. Aangezien klaagster, ondanks herhaalde betalingsverzoeken en sommaties,  had nagelaten tijdig de door haar verschuldigde hoofdsom te voldoen, zijn over de verschuldigde hoofdsom de corresponderende wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten berekend. Klaagster is door X. op standaard wijze benaderd. Zij is reeds in 2014 door een van de incassomedewerksters aangeschreven met het verzoek om tot betaling over te gaan. Met klaagster is vervolgens een betalingsregeling getroffen waarna door haar het grootste gedeelte van de vordering is voldaan. De cliënt van verweerder heeft zich uiteindelijk genoodzaakt gezien om via de gerechtelijke weg tot inning van de restantvordering te komen. De rechtbank heeft de vorderingen van de cliënt van verweerder toegewezen. De cliënt van verweerder heeft zich na het toewijzend vonnis, nadat klaagster zowel voor als na de inschakeling van de deurwaarder de gelegenheid was geboden vrijwillig aan het vonnis te voldoen, genoodzaakt gezien het vonnis te executeren, waarbij executoriale beslagen zijn gelegd. Klaagster heeft de vordering vervolgens grotendeels voldaan (waarna nog een bedrag van € 838,31 resteerde).

3.4         Het is niet juist dat er onnodig extra kosten in rekening zijn gebracht. Door het uitblijven van betaling door klaagster was het noodzakelijk rechtsmaatregelen tegen klaagster te nemen. Het is logisch dat deze tot kostenverhogingen aan de zijde van klaagster hebben geleid. Klaagster is zelf verantwoordelijk voor de ontstane situatie.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         De klacht heeft betrekking op de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3         Uit de overgelegde stukken volgt dat Z. B.V. bestuurder was van X. Verweerder is bestuurder van Z. B.V.

4.4         Vooropgesteld zij dat het een advocaat is toegestaan zelf incassoactiviteiten te verrichten dan wel deze uit te besteden aan een incassobureau. Het is een advocaat ook toegestaan incassowerkzaamheden te doen verrichten door een incassobureau, dat is ondergebracht in een rechtspersoon, waarvan de advocaat (in)direct bestuurder is.

4.5         Vast staat dat de cliënt van verweerder een openstaande vordering had op klaagster, welke uiteindelijk heeft geleid tot een veroordelend vonnis van de kantonrechter dd. 12 augustus 2015. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad. Klaagster is voldoende tijd en gelegenheid geboden om vrijwillig tot betaling van de openstaande vordering c.q. het veroordelend vonnis over te gaan. Het stond verweerder vrij om, toen vrijwillige betaling van de (restant)vordering van zijn cliënt uitbleef in overleg met zijn cliënt over te gaan tot het treffen van incasso- en executiemaatregelen tegen klaagster. Dat dit heeft geleid tot buitengerechtelijke kosten heeft klaagster aan zichzelf te wijten. Ter zake valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.6         Ook overigens valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken. Niet valt in te zien dat klaagster nodeloos in haar belangen is geschaad, doordat de werkzaamheden van het incassobureau, door welke incassoactiviteiten tegen klaagster zijn verricht, nadien zijn gewijzigd in activiteiten op het gebied van marketing en communicatie.

4.7         Op grond van het voorgaande komt de voorzitter met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet tot het besluit dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

 

BESLISSING

                                 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 1 juni 2016.

 

 

Griffier                                                                                                             Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 juni 2016

 

verzonden aan:

 

-  klaagster         

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

 

Ingevolge de artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.           Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

 

b.           Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

 

c.           Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.