Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:89

Zaaknummer

15-511/DH/DH

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 mei 2016 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

in de zaak 15-511/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 7 december 2015 van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 29 mei 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief van 30 oktober 2015 met kenmerk K152 2015 dk/cdk aan de raad, door de raad ontvangen op 3 november 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 7 december 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 december 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 10 december 2015, door de raad ontvangen op 17 december 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 7 maart 2016 van de raad in aanwezigheid van klaagster, vergezeld van [gemachtigde], en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 10 december 2015 van klaagster.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster en haar zus zijn in verschillende procedures tegen onder andere de Intergemeentelijke Sociale Dienst en de gemeente Noordwijk bijgestaan door verweerder.

2.2 Nadat er op 22 april 2015 een bespreking had plaatsgevonden tussen verweerder en klaagster, waarbij ook de ouders van klaagsters aanwezig waren, heeft verweerder klaagster en haar zus op 30 april 2015 schriftelijk bericht dat hij zijn werkzaamheden zou beëindigen wegens een gebrek aan vertrouwen. 

2.3 Bij brief van 29 mei 2015 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) op 9 april 2015 aanvullende gronden aan de rechtbank heeft toegezonden, waarbij een passage (de eerste zin onder 4) onjuist was geformuleerd;

b) de aanvullende gronden niet vooraf met klaagster heeft besproken;

c) de processtukken niet tijdig naar de opvolgend advocaat heeft gestuurd.

3.2 In het verzet heeft klaagster haar bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Daarnaast heeft klaagster aangevoerd dat verweerder onjuiste informatie heeft verschaft, afspraken niet is nagekomen en informatie heeft achtergehouden.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met haar beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne.

5.3 Voor zover klaagster in het verzet nieuwe verwijten heeft aangevoerd, laat de raad die buiten beschouwing nu deze niet in de klacht aan de deken zijn voorgelegd.

5.4 Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2016.

 

 

Griffier              Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie.

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2016 verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.