Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:87

Zaaknummer

R. 4808/15.118

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. Ter aanvulling op de beslissing van de voorzitter overweegt de raad dat ook in het tuchtrecht het ne bis in idem-beginsel geldt. Vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is dat een klacht tegen een advocaat, als daarover een beslissing is gegeven, niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Bepalend daarbij is het feitenmateriaal dat aan de eerste uitspraak ten grondslag is gelegd. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 mei 2016 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

in de zaak R. 4808/15.118

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 24 augustus 2015 van de voorzitter van de Raad van Discipline op de klacht van:

klager sub 1

klaagster sub 2

tegen:

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 januari 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief van 16 juni 2015 met kenmerk R 2015/53 edl aan de raad, door de raad ontvangen op 17 juni 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 24 augustus 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 25 augustus 2015 is verzonden aan klagers.

1.4 Bij brief van 21 september 2015, door de raad ontvangen op 23 september 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 7 maart 2016 van de raad in aanwezigheid van verweerder, vergezeld van [gemachtigde], en klager sub 1. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 21 september 2015 van klagers.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Door klagers is, voorafgaand aan het indienen van de onderhavige klacht, tweemaal eerder een klacht ingediend tegen verweerder met betrekking tot het onderhavige feitencomplex.

2.2 Sedert 2011 zijn er diverse geschillen gerezen tussen klagers en de moeder van klaagster sub 2 omtrent de verkoop van onroerende zaken (een perceel grond met daarop twee geschakelde woningen) van de erfgename van de overleden vader van klaagster sub 2, zijnde de moeder van klaagster sub 2.

2.3 Verweerder staat de moeder van klaagster sub 2 als raadsman bij.

2.4 Bij brief van 24 januari 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder omkoping en zwendel. De omkoping bestaat uit het feit dat verweerder heeft betaald voor de advieswerkzaamheden van de heer S., hypotheekadviseur.

3.2 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter zaken onvoldoende heeft bezien en beoordeeld.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige klacht ziet op hetzelfde feitensubstraat als de eerder door klagers tegen verweerder en mr. H. ingediende klachten.

 

5 BEOORDELING

5.1 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. Dat zij de aan haar voorgelegde zaken onvoldoende zou hebben bezien en beoordeeld, blijkt uit haar beslissing niet.

5.2 Ter aanvulling op de beslissing van de voorzitter overweegt de raad dat ook in het tuchtrecht het ne bis in idem-beginsel geldt. Vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is dat een klacht tegen een advocaat, als daarover een beslissing is gegeven, niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Bepalend daarbij is het feitenmateriaal dat aan de eerste uitspraak ten grondslag is gelegd. Zoals de voorzitter in haar beslissing van 24 augustus 2015 heeft overwogen, hebben klagers reeds eerder geklaagd over de advieswerkzaamheden van de heer S. in opdracht van verweerder.

5.3 Ten overvloede overweegt de raad dat de omstandigheid dat verweerder voor de BKR-gegevens heeft betaald in plaats van dat hij deze om niet heeft verkregen, geen ander licht werpt op de zaak. Deze omstandigheid doet immers niet toe of af aan de verweten gedraging van verweerder en kan derhalve niet als een novum worden beschouwd. 

5.4 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2016.

 

 

Griffier Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie.

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2016 verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.