Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:86

Zaaknummer

15-197/DH/RO

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Klager verwijt verweerster dat zij: a) klagers persoonlijke/vertrouwelijke gegevens onder derden verspreidt (een e mail van 2 oktober 2014);

Inhoudsindicatie

b) ten onrechte beschuldigingen, beweringen/laster verspreidt, en c) klagers verzoeken om zijn berichten te beantwoorden negeert. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De raad verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond. Klachtonderdeel c) is gegrond. De raad stelt vast dat klager een wederpartij is zonder advocaat. Klager heeft op 14 oktober 2014 als zodanig gereageerd op een mail van verweerster betreffende de betaling door klager van een bepaald bedrag. Verweerster heeft eerst op 10 februari 2015 aangegeven binnen een week op deze mail te zullen reageren, hetgeen zij niet heeft gedaan. Aldus heeft verweerster de belangen van klager onnodig geschaad. Dat verweerster stelt in een mail van 8 oktober 2014 al te hebben gereageerd op klager, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders. Verweerster is onzorgvuldig omgesprongen met de belangen van klager, met name door hem een reactie op zijn mail toe te zeggen en daarmee in gebreke te blijven. Maatregel: waarschuwing, veroordeling terugbetaling griffierecht EUR 50 aan klager, veroordeling proceskosten EUR 50 t.g.v. klager en veroordeling proceskosten EUR 1000 t.g.v. NOvA .

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 18 april 2016

in de zaak 15-197/DH/RO

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 september 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 9 maart 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 9 juli 2015 met kenmerk R 2015/63 ml, door de raad ontvangen op 10 juli 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 7 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 september 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief gedateerd 24 september 2015, door de raad ontvangen op 5 oktober 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 24 september 2015.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster staat klagers voormalige echtgenote bij in de echtscheidingsprocedure.

2.2 Bij beschikking van 24 juni 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam de echtscheiding van partijen uitgesproken en overwogen dat partijen het er over eens zijn dat de woning zal worden verkocht alsmede dat de getaxeerde waarde van de woning € 225.000,00 bedraagt. Voorts heeft de Rechtbank in die beschikking vastgelegd de verklaring van klager ter zitting dat hij mee zal werken aan de verkoop van de woning en is daarin een makelaar aangewezen.

2.3 Tussen klager en verweerster heeft vanwege financiële meningsverschillen een e-mailwisseling plaatsgevonden.

2.4 Bij brief van 9 maart 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a) klagers persoonlijke/vertrouwelijke gegevens onder derden verspreidt (een e mail van 2 oktober 2014);

b) ten onrechte beschuldigingen, beweringen/laster verspreidt, en

c) klagers verzoeken om zijn berichten te beantwoorden negeert.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. Klager stelt dat de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot klachtonderdeel a) ten onrechte heeft geoordeeld dat verweerster de e-mail per ongeluk heeft verspreid en dat zij dit bovendien ten onrechte ten voordele van verweerster heeft laten meewegen in haar oordeel. Voorts is de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte tot een ongegrondverklaring gekomen ten aanzien van klachtonderdelen b) en c), omdat verweerster ernstige leugens heeft verspreid over klager en omdat zij tot op heden nog niet heeft gereageerd op zijn mail van 14 oktober 2014.

 

4 VERWEER

Ten aanzien van de klachtonderdelen a) en b)

4.1 Verweerster heeft betwist dat er door het verzenden van de mail met bijlagen aan de makelaar sprake is van het verspreiden van persoonlijke gegevens aan derden en het verspreiden van laster. Verweerster heeft verder gesteld dat zij de makelaar, toen zij dit ontdekte, direct heeft verzocht de betreffende e-mails te verwijderen. De makelaar heeft toegezegd de e-mails niet te zullen lezen, maar deze onmiddellijk te zullen verwijderen. Verweerster heeft voorts betwist dat de makelaar kennis heeft gekregen van gegevens waarop hij zou kunnen anticiperen.

Ten aanzien van klachtonderdeel c)

4.2 Verweerster heeft gesteld dat zij niet verplicht is te reageren op ultimatums die klager stelt. Voorts heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat zij op 8 oktober 2014 per e-mail inhoudelijk op de mail van klager van diezelfde datum heeft gereageerd en dat klager met zijn mail van 14 oktober 2014 in feite voortborduurt op die eerdere mail, waar zij dus al op had gereageerd. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat de kwestie met haar mail van 8 oktober 2014 was afgedaan en dat klagers mail geen verdere reactie behoefde, zeker nu de Rechtbank bij beschikking van 24 juni 2014 al had beslist over deze kwestie. Dat zij in haar mail van 10 februari 2015 heeft aangegeven dat klager die week haar rectie op zijn schrijven tegemoet kon zien, vindt verweerster ongelukkig van zichzelf, aangezien zij niet voornemens was om nogmaals te reageren.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdelen a) en b)

5.1 In verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de plaatsvervangend voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

5.2 De raad onderschrijft de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijne. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

Ten aanzien van klachtonderdeel c)

5.3 Nu de klacht gericht is tegen de advocate van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.4 De raad stelt vast dat klager een wederpartij is zonder advocaat. Klager heeft op 14 oktober 2014 als zodanig gereageerd op een mail van verweerster betreffende de betaling door klager van een bepaald bedrag. Verweerster heeft eerst op 10 februari 2015 aangegeven binnen een week op deze mail te zullen reageren, en  hetgeen zij t niet heeft gedaan. Aldus heeft verweerster de belangen van klager onnodig geschaad. Dat verweerster stelt in een mail van 8 oktober 2014 al te hebben gereageerd op klager, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders.

5.5 Het verzet is derhalve gedeeltelijk gegrond.

5.6 Klachtonderdeel c) is gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerster is onzorgvuldig omgesprongen met de belangen van klager, met name door hem een reactie op zijn mail toe te zeggen en daarmee in gebreke te blijven. De raad acht hierom na te vermelden maatregel passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht deels gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3  De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00  en moeten binnen één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond;

- verklaart klachtonderdeel c) gegrond;

- verklaart het verzet voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing;

- bepaalt dat verweerster het griffierecht van € 50,00 vergoedt aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 50,00 aan klager;

- bepaalt dat verweerster van de proceskosten € 1.000,00 vergoedt aan de Nederlandse Orde van Advocaten op rekeningnummer IBAN: NL85INGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten onder vermelding van “Raad van Discipline in het ressort Den Haag, beslissing 15-197/DH/RO”;

- bepaalt dat bovenbedoelde bedragen worden voldaan binnen één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016.

 

 

Griffier   Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie.

Deze beslissing is in afschrift op 19 april 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet ongegrond is verklaard, geen rechtsmiddel open.

Van deze beslissing staat, ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus bezorgd kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl.