Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:126

Zaaknummer

16-029/A/NH

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 6 juni 2016

in de zaak 16-029/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 februari 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 13 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 18 januari 2016 met kenmerk td/md/15-410, door de raad ontvangen op 19 januari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 11 februari 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 februari 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief met bijlagen van 2 maart 2016, door de raad ontvangen op 4 maart 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2016 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 maart 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, kort en zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 de voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat klager klachtonderdeel a) niet heeft onderbouwd;

3.2 de voorzitter heeft klachtonderdeel d) ten onrechte niet inhoudelijk beoordeeld.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt vast dat het verzet zich uitsluitend richt tegen de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdelen a) en d). Klager vindt dat er grenzen moeten worden gesteld aan het gedrag van verweerster.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast (ruime vrijheid voor de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt) en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden dan ook niet slagen. De  voorzitter heeft de klachtonderdelen a) en d) terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2016.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.