Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:125

Zaaknummer

15-149A 15-150A 15-151A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 6 juni 2016

in de zaken 15-149A, 15-150A en 15-151A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 juli 2015 op de klacht van:

klagers

tegen:

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 februari 2016 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerders. De klacht tegen verweerder sub 3, thans advocaat in het arrondissement van de deken Noord-Holland, is, nadat verweerder sub 3 daarmee akkoord is gegaan, gevoegd bij de klachten tegen verweerders sub 1 en 2.

1.2 Bij brief aan de raad van 18 juni 2015 met kenmerk 4015-0138 en 4015-0370, door de raad ontvangen op 18 juni 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 16 juli 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 juli 2015 is verzonden aan klagers.

1.4 Bij brief van 13 augustus 2015, door de raad ontvangen op 13 augustus 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2016 in aanwezigheid van klagers en verweerder sub 2.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 13 augustus 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 de voorzitter heeft in overweging 4.4 van haar beslissing overwogen dat het voor de hand ligt dat de cliënte van verweerders enerzijds – in de procedure tegen de onderaannemer – het standpunt van klagers volgden en anderzijds – in de procedure tegen klagers – het standpunt van de onderaannemer volgden. De voorzitter heeft dit overwogen zonder dit nader uit te leggen.

3.2 anders dan de voorzitter stelt ligt het volgens klagers ook niet voor de hand dat verweerders namens hun cliënte het standpunt van de onderaannemer verdedigden, nu dit standpunt door de rechter op 25 augustus 2004 onjuist was verklaard;

3.3 de voorzitter is ten onrechte niet ingegaan op het oordeel van het gerechtshof Amsterdam dat de cliënte van verweerders niet naar waarheid heeft verklaard in de brief van 25 januari 2002;

3.4 verweerders hebben in strijd met artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gehandeld door geen melding te maken van het vonnis van 25 augustus 2004;

3.5 doordat verweerders het vonnis van 25 augustus 2004 hebben verzwegen hebben zij klagers nodeloos gedwongen te blijven procederen en hen op kosten gejaagd.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2016.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2016

verzonden aan:

- klagers

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.