Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:258

Zaaknummer

15-432

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in familiezaak wordt door voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen, want mocht op de door zijn cliënte gegeven feiten afgaan.

Uitspraak

Beslissing van 9 november 2015

in de zaak 15-432

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 30 september 2015 met kenmerk 2015 KNN067, door de raad ontvangen op 2 oktober 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (bijlagen a tot en met n).

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder heeft de voormalige echtgenote van klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure, die heeft gediend voor de rechtbank [naam]. In die procedure werd klager bijgestaan door mr. [A].

1.3    Bij beschikking van [datum] heeft de rechtbank [naam], de echtscheiding uitgesproken tussen klager en zijn voormalige echtgenote en tevens de verdeling gelast van der partijen ontbonden huwelijksgemeenschap.

1.4    Per e-mail van 9 januari 2015 heeft klager, onder meer, aan verweerder bericht:

“Bedankt voor uw mail, maar helaas heeft het geen zin meer om met mijn te mailen. In mijn eerdere mail heb ik u laten weten als we er niet samen uitkomen dan gaat het naar MR. [X] en daar ligt het nu. Dus het gene wat mevr. nu wilt zal u Mr. [X] moeten contacten. Alle benodigde zijn daar aanwezig. Gegevens: dhr. Mr. [X] (…).

Graag zien wij de externe accountant tegemoet vanaf nu zal u toch echter met de heer [X] moeten doen. (…)”.

1.5    Per e-mail van 18 maart 2015 heeft klager aan verweerder bericht:

“Ik kreeg zojuist een mail van Mr. [A] inzake de scheiding. Zoals ik u heb laten weten ligt het niet meer bij mevr. [A] die is nu klaar het familie recht. Dus ik snap u niet helemaal heeft u de mail van 9 jan jl. niet gelezen. Tot heden niets vernomen van een externe accountant, dus nogmaals voor alle duidelijkheid u moet bij Mr. [X] zijn lees uw mail van 9 jan jl. Dus ook niet naar mijn mailen wel heb ik uw mail door gestuurd naar Mr. [X].”

1.6    In de beschikking van 18 maart 2015 van de rechtbank [naam], is vastgelegd dat klager en zijn voormalige echtgenote hebben afgesproken dat zij zich zullen wenden tot Praktijk [naam] te [plaats] om aan hun onderlinge communicatie te werken en inzicht te krijgen welk effect de onderlinge strijd op hun zoon heeft. De voormalige echtgenote heeft in het kader van die afspraken haar verzoeken tot vaststelling van eenhoofdig gezag en bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar, ingetrokken.

1.7    Per e-mail van 19 maart 2015 heeft mr. [X] het volgende aan verweerder gemeld:

“U heeft mijn collega Mr [A] een brief gestuurd welke betrekking had op de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap. Ik heb u al eerder bericht dat ik in deze kwestie voor meneer optreedt.

Ik heb nog geen reactie ontvangen op mijn brief van 26 februari j.l. waarin ik de verrekening aan de orde hebt gesteld. Mag ik uw reactie hierop nog tegemoet zien?”  [afkorting-voorzitter]

1.8    Op 8 mei 2015 heeft mr. [ A] aan verweerder een e-mail gezonden:

“Zoals u bekend staat mr [X] de heer [naam klager] bij met betrekking tot de afwikkeling van de verdeling. Ik verzoek u nogmaals dit in uw administratie te wijzigen en mr [X] (zowel dit schrijven als uw volgende) aan te schrijven.”  [afkorting voorzitter]

In reactie daarop heeft verweerder diezelfde dag aan mr. [A] bericht:

“Ja sorry ik was er helemaal van in de war geraakt! Mijn Dank!”

1.9    Klager wordt inmiddels door een opvolgend advocaat van mr. [X] bijgestaan.

1.10    Per e-mail van 1 mei 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

de financiële afwikkeling van de echtscheiding met zijn slordige gedrag en door zijn detaillistische kijk welbewust met zijn cliënte te stagneren. Verweerder neemt alles wat zijn cliënte beweert over, ook verzonnen bedragen, zonder dat vervolgens met bewijzen te onderbouwen. Daarnaast traineert verweerder de financiële afwikkeling door zijn eigen correspondentie aan klager en naar de verkeerde advocaat van klager te sturen, door niet te reageren op brieven van mr. [X] en door nodeloze procedures op te starten. Bovendien wekt verweerder ongegronde hoop bij zijn cliënte  dat verweerder over geld beschikt. Als gevolg van de handelwijze van verweerder is de verstandhouding van klager met mr. [X] ook nog verstoord geraakt waardoor hij een nieuwe advocaat heeft moeten zoeken.  

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder is van oordeel dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Hij heeft de belangen van zijn cliënte altijd naar behoren behartigd en voor haar noodzakelijke procedures tegen klager opgestart. Dat de verdeling van de huwelijksgoederen-gemeenschap tussen klaagster en zijn voormalige echtgenote stagneert vindt zijn oorzaak in het feit dat klager niet ingaat op voorstellen namens zijn cliënte of geen concrete tegenvoorstellen doet. Bij verweerder is, door de wisseling van advocaten bij klager, verwarring ontstaan. Nadat klager hem steeds rechtstreeks bleef mailen heeft verweerder daarop besloten om alle correspondentie, nadat hij dat had kortgesloten met mr. [A], naar klager te zenden en in kopie naar zijn advocaten. Verweerder betreurt het en biedt zijn excuses aan dat klager de scheiding en de nasleep daarvan indringend heeft ervaren.

 

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3    De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Het stond verweerder vrij om af te gaan op de gegevens die door zijn cliënte zijn aangedragen. Op basis daarvan achtte verweerder het, als behartiger van de belangen van zijn cliënte, noodzakelijk om bepaalde financiële informatie in de correspondentie met klager of zijn advocaat te vermelden en  procedures namens zijn cliënte op te starten. Of de cliënte van verweerder onjuiste gegevens aandraagt en verweerder daardoor stellingnames inneemt zonder nader te bewijs te leveren, zoals klager betoogt, is in feite een civielrechtelijk geschil.  Het is niet aan de tuchtrechter om in een civielrechtelijk geschil een oordeel te geven, tenzij duidelijk is dat de verwerende advocaat de hierboven onder 4.2 genoemde maatstaf heeft overtreden. Dat is echter niet gebleken.

4.4    Evenmin is de voorzitter gebleken dat verweerder welbewust de afwikkeling van de verdeling van de huwelijksgoederen heeft getraineerd met het doel om klager daardoor te benadelen. De gang van zaken ten aanzien van de e-mails van verweerder aan de verkeerde advocaat van klager is niet altijd zorgvuldig geweest, maar niet valt in te zien dat dat verweerder tuchtrechtelijk te verwijten is. Door de wisseling van advocaten van klager is niet onbegrijpelijk dat daarover verwarring bij verweerder is ontstaan. Voorts heeft verweerder voor alle zekerheid zijn correspondentie, al dan niet met medeweten van mr.[A],  rechtstreeks aan klager en aan diens advocaten gestuurd.  Dat hierdoor de belangen van klager onredelijk zijn geschaad, is de voorzitter dan ook niet gebleken. Gelet op het voorgaande en nu de overige verwijten van klager niet nader feitelijk zijn onderbouwd, acht de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.  

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 9 november 2015.

 

griffier                                                voorzitter