Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:261

Zaaknummer

45/14

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Oordeel van de voorzitter wordt gevolgd dat verweerster de belangen van haar cliënte correctheeft  behartigd.

Uitspraak

Beslissing van 13 februari 2015

in de zaak 45/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 juli 2014 op de klacht van:

 

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen

mr. [     ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 januari 2014 met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 7 juli 2014 met kenmerk 2014 KNN012, door de raad ontvangen op 9 juli 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 17 juli 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 juli 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 1 augustus 2014 door de raad ontvangen op 5 augustus 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 december 2014 in aanwezigheid van klaagster. Verweerster heeft vooraf schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. 

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster 1 augustus 2014.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster niet partijdig is opgetreden, niet onafhankelijk is geweest en niet voldoende de belangen van klaagster heeft behartigd terwijl zij evenmin integer was.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter onvoldoende acht heeft geslagen op het door klaagster overgelegde bewijsmateriaal ter zake van het handelen van verweerster. Aan de rechtbank is cruciale informatie onthouden en verweerster heeft onvoldoende verweer gevoerd in de procedure bij de rechtbank. Uit de stukken blijkt voorts dat verweerster de kernwaarden van de advocatuur niet in acht heeft genomen. Kort samengevat stelt klaagster dat verweerster haar belangen onvoldoende heeft behartigd.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft verwezen naar de correspondentie met de deken in het kader van het onderzoek door de deken. Verweerster heeft daar niets aan toe te voegen.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Klaagster heeft bij haar verzetschrift stukken overgelegd waaronder een proces-verbaal van een zitting van de rechtbank N. van 24 januari 2013 waaruit het litigieuze handelen van verweerster zou blijken. De raad constateert dat uit het proces-verbaal blijkt dat verweerster ter zitting van de rechtbank heeft willen citeren uit stukken die zij niet binnen de gestelde termijn aan de rechtbank heeft doen toekomen. Dit is haar door de rechtbank toegestaan. Daaruit kan niet geconcludeerd worden dat verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. De raad is het op dit onderdeel met de voorzitter eens.

5.3    Ten aanzien van het gestelde over het feit dat verweerster cruciale informatie niet aan de rechtbank heeft verstrekt en daarmee opzettelijk een verkeerd beeld heeft gegeven aan de rechtbank, is de raad van oordeel dat ook hiervan niet gebleken is. Evenmin is gebleken dat verweerster onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de stellingen van de wederpartij van klaagster in de procedure, waardoor de belangen van klaagster onvoldoende zijn behartigd. 

5.4    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.5    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2015.

 

griffier                   voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.