Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:268
Zaaknummer
50/14
Inhoudsindicatie
Klaagster verwijt verweerder in haar echtscheidingsprocedure onjuiste juridische keuzes te hebben gemaakt. Bovendien liet de informatievoorziening te wensen over en werd de voortgang van de zaak onvoldoende bewaakt.
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft deze klachten met goed gemotiveerde argumenten bestreden.
Inhoudsindicatie
De raad kan bovendien niet treden in de juistheid van de juridische aanpak door verweerder. De raad acht de klachten dan ook ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 26 juni 2015
in de zaak 50/14
naar aanleiding van de klacht van:
mr.drs. [ ]
klaagster
tegen
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 juli 2014 met kenmerk 51/13/55, door de raad ontvangen op 29 juli 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 mei 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een tegen haar in april 2011 aangespannen echtscheidingsprocedure. In maart 2012 heeft een zitting plaats gevonden waarbij onder meer een vordering van klaagster tot vaststelling van alimentatie aan de orde was. De rechtbank heeft op 9 mei 2012 een beschikking afgegeven.
2.3 Over de alimentatie is een schikking getroffen.
2.4 Bij brief met bijlagen van 7 februari 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) Hij niet het pensioenverweer ex artikel 1:153 BW heeft gevoerd;
b) Verweerder geadviseerd heeft de vordering tot het vaststellen van partner- en kinderalimentatie in te trekken;
c) Verweerder in plaats daarvan een fiscaal onmogelijke regeling heeft getroffen;
d) Hij geen strategie heeft gevoerd in verband met de huwelijkse voorwaarden;
e) De informatieverstrekking en de bewaking van de voortgang van de zaak ernstig te wensen overliet.
4 VERWEER
Ad klachtonderdeel a)
4.1 Verweerder erkent dat hij geen beroep op artikel 1: 153 BW heeft gedaan. Hij verwijst naar de geldende wetgeving op dit punt. Naar aanleiding daarvan en van de hem bekende gegevens uit het dossier achtte hij dit niet opportuun. Verweerder heeft dit niet met klaagster besproken.
Ad klachtonderdeel b) en c)
4.2 Gezien de financieringslasten van de echtelijke woning die voor rekening van klaagster kwamen, was het van het grootste belang dat er een regeling kwam waardoor die lasten betaald konden worden. De wederpartij had hele andere ideeën over de te betalen alimentatie. Daarom was de getroffen schikking een verstandig besluit. Daarbij moet worden aangetekend, dat er verder onderhandeld zou worden over de boedelscheiding waarin de echtelijke woning een belangrijke rol zou spelen. Bovendien kon bij een wijziging van omstandigheden, bijvoorbeeld op fiscaal gebied, aanpassing van de beslissing worden verzocht.
Ad klachtonderdeel d)
4.3 Verweerder heeft regelmatig met klaagster over de huwelijkse voorwaarden gesproken. Voor het standpunt van klaagster dat er bij helfte gedeeld moest worden kon verweerder geen aanknopingspunt vinden in de huwelijkse voorwaarden.
Ad klachtonderdeel e)
4.4 Verweerder heeft voor zijn gevoel steeds tijdig en volledig gereageerd. Zonder voorbeelden van dergelijke situaties kan verweerder zich niet goed verweren.
5 BEOORDELING
De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
De raad is van oordeel dat de klachten van klaagster ongegrond zijn. Voor de tijdens de procedure gemaakte keuzes heeft verweerder een goed gegronde motivering aangevoerd. De raad kan niet treden in de juistheid van die keuzes. Voorts heeft de raad niet kunnen vast stellen dat verweerder klaagster onvoldoende geïnformeerd heeft of dat hij niet of veel te laat reageerde.
Van een terecht tuchtrechtelijk verwijt is de raad niet gebleken.
BESLISSING
De raad van discipline:
oordeelt de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door: mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. H.J. Meijer, A.H. Lanting, N.H.M. Poort, E.A.C. van de Wiel, leden en bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2015.
griffier voorzitter