Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-06-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:102
Zaaknummer
16-697/DB/L
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken dat verweerder bij de bijstand van klager steken heeft laten vallen dan wel anderszins jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, noch dat hij niet naar behoren was verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 13 juni 2016
in de zaak 16-697/DB/L
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: ,
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 december 2013 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 7 januari 2016 met kenmerk DOK367 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 april 2016 in aanwezigheid van verweerder. Klager en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Klager en zijn gemachtigde hebben bij e-mailberichten d.d. 15 april 2016 verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling waarbij zij naar voren hebben gebracht dat de oproepingsbrief niet naar klagers woonadres is verzonden, de voorbereiding van het klachtdossier in verband met een parallel lopende gerechtelijke procedure nog niet heeft plaatsgevonden, terwijl de uitspraak in die gerechtelijke procedure voorts van invloed is op de klachtzaak en vice versa, klager en zijn gemachtigde beiden verhinderd zijn op 18 april 2016, de bevindingen van de deken niet aan klager zijn overlegd, de tweede klacht van klager tevens behandeld dient te worden en bij klager niet het volledige dossier bekend is.
1.4 Ter zitting van de raad van 18 april 2016 is het aanhoudingsverzoek beoordeeld. Uit de correspondentie blijkt dat klager correct is opgeroepen bij brief d.d. 5 februari 2016. Op het verzoek van de griffie aan klager om, indien het door de griffie gehanteerde adres niet juist was, het juiste adres aan de griffie door te geven, heeft klager niet gereageerd. In de oproepingsbrief is vermeld dat uitstel van de mondelinge behandeling in beginsel niet is toegestaan en dat in geval van ziekte een medische verklaring dient te worden overgelegd. Van ziekte is niet gebleken. Voorts blijkt uit de e-mailcorrespondentie dat klager in ieder geval op 24 februari 2016, en dus tijdig, op de hoogte was van de zittingsdatum. Indien en voor zover klagers gemachtigde de zitting niet heeft kunnen voorbereiden komt dit derhalve voor rekening van klager. De raad is van oordeel dat geen gronden voor aanhouding aanwezig zijn en heeft het verzoek om aanhouding derhalve afgewezen.
1.5 Nu het verzoek om aanhouding is afgewezen heeft de raad de zaak buiten aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde behandeld. Van de behandeling ter zitting van de raad van 18 april 2016 is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 7 januari 2016 en de daaraan gehechte stukken;
- Het e-mailbericht van klager d.d. 15 april 2016;
- Het e-mailbericht van klagers gemachtigde d.d. 15 april 2016;
- Het emailbericht van verweerder met bijlage d.d. 15 april 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft klager vanaf augustus 2010 in diverse kwesties bijgestaan en geadviseerd. Verweerder en zijn toenmalige kantoorgenoten hebben voorts M B.V. en W. B.V. bijgestaan, van welke vennootschappen klager gedurende de behandeling van de dossiers bestuurder was (geworden).
2.2 Verweerders kantoor heeft M B.V. op 2 september 2013 gedagvaard waarbij veroordeling tot betaling is gevorderd van een bedrag in hoofdsom van € 3.964,34 ter zake van door verweerders kantoor aan M B.V. verzonden facturen voor door verweerders kantoor in opdracht van M B.V. verrichte werkzaamheden. De vordering van verweerders kantoor is bij verstekvonnis van de rechtbank Limburg, sector kanton, locatie Maastricht, d.d. 11 december 2013 toegewezen. Nadat M B.V. van voornoemd verstekvonnis in verzet was gekomen is dit vonnis bij vonnis van de rechtbank Limburg, sector kanton, locatie Maastricht, d.d. 26 november 2014 bekrachtigd. Tegen dit vonnis heeft M B.V. op 23 februari 2015 appel ingesteld.
2.3 Verweerders kantoor heeft voorts W B.V. gedagvaard waarbij veroordeling tot betaling is gevorderd van een bedrag in hoofdsom van € 11.317,83 ter zake van door verweerders kantoor aan W B.V. verzonden facturen voor door verweerders kantoor in opdracht van W B.V. verrichte werkzaamheden. De vordering van verweerders kantoor is bij vonnis van de rechtbank Limburg, sector kanton, locatie Maastricht, d.d. 26 november 2014 tot een bedrag van € 9.372,58 in hoofdsom toegewezen. Tegen dit vonnis en het tussenvonnis d.d. 30 juli 2014 heeft W B.V. op 23 februari 2015 appel ingesteld.
2.4 Bij brief d.d. 19 februari 2015 heeft verweerder namens zijn kantoor aan de deken gevraagd om toestemming te verlenen voor het indienen van een faillissementsverzoek tegen klager. Bij brief d.d. 3 maart 2015 heeft verweerder aan klagers huidige advocaat een kopie van zijn brief aan de deken gestuurd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
zich schuldig heeft gemaakt aan een trits van tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen, blijkend uit het e-mailbericht van klager d.d. 18 maart 2015, waarvan het belangrijkste verwijt volgens klager is dat verweerder geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten.
4 VERWEER
4.1 Klager heeft zijn klachten niet onderbouwd. Verweerder heeft werkzaamheden verricht voor klager in privé alsook voor M B.V. en W B.V., welke vennootschappen gelieerd waren aan klager. Verweerders werkzaamheden zagen onder meer op de herstructurering van het concern van klager en op de tegen klager ingestelde strafvervolging. Klager klaagt op persoonlijke titel en is niet bevoegd om namens de vennootschappen een klacht in te dienen omdat die vennootschappen inmiddels zijn ontbonden. De werkzaamheden voor de vennootschappen zijn voorts reeds geruime tijd geleden geëindigd. De klachten betreffende de voor de vennootschapen verrichte werkzaamheden zijn niet-ontvankelijk. Verweerder heeft toewijzende vonnissen verkregen ter zake zijn declaraties.
4.2 Verweerder is wel verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid en heeft direct nadat klager had gesteld dat verweerders kantoor fouten zou hebben gemaakt, daarvan melding gemaakt bij zowel de oude als de nieuwe beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
5 BEOORDELING
5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend voor 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht.
Ontvankelijkheid
5.2 De raad stelt vast dat de vennootschappen M B.V. en W B.V. zijn ontbonden. Voorts staat vast dat klager geen machtiging heeft overgelegd. De raad is bovendien van oordeel dat klager er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat het indienen van de onderhavige klacht dienstig is tot verwezenlijking van het doel van de vennootschappen. Derhalve dient ervan te worden uit gegaan dat klager de klacht op persoonlijke titel heeft ingediend. Voor zover de klacht ziet op gedragingen van verweerder met betrekking tot de genoemde vennootschapen is deze dan ook niet-ontvankelijk.
Beoordeling
5.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder de klacht in al haar onderdelen uitdrukkelijk heeft weersproken. Zo heeft verweerder ter zitting van de raad onweersproken gesteld dat hij naar behoren verzekerd is voor beroepsaansprakelijkheid en dat hij tot dusverre nog geen aansprakelijkstelling van klager heeft ontvangen. Naar het oordeel van de raad heeft klager zijn klacht onvoldoende onderbouwd en onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit de juistheid van zijn standpunten blijkt.
5.4 De raad is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is gebleken dat verweerder bij de bijstand van klager steken heeft laten vallen dan wel anderszins jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover de klacht ziet op gedragingen van verweerder jegens klager in privé is deze dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht, voor zover deze ziet op gedragingen met betrekking tot M B.V. en W B.V. niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht, voor zover deze ziet op gedragingen jegens klager in privé, ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken, N.M. Lindhout-Schot , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 juni 2016
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover deze ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door
- klager
- de deken van de orde van advocaten te Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl