Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:264

Zaaknummer

17/13

Inhoudsindicatie

Degene die een schriftelijke verklaring heeft opgesteld, die mogelijk wordt overgelegd in een procedure, maar is opgesteld 3 jaar vóór het aanhangig maken van een procedure, kan niet worden bewschouwd als "aangezegde" of als "kennelijk aan te zeggen" getuige in de zin van Gedragsregel 16 lid 1. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 februari 2015

in de zaak 17/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [     ]

klager

gemachtigde: mr. [     ]

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 februari 2013 met kenmerk RvT/365456CL/jk, door de raad ontvangen op 11 februari 2013, heeft de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 december 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager wordt bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is verwikkeld geweest in een arbeidsgeschil met een werknemer voor wie verweerder als advocaat optrad. Het conflict had betrekking op een loonvordering en de gestelde niet rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De gemachtigde van klager stond in die procedure klager ook bij.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder een getuige van de zijde van klager, ene G. actief heeft benaderd zowel in woord als geschrift, hetgeen in strijd is met Gedragsregel 16 lid 1.

Toelichting

Verweerder was er mee bekend dat G. door klager als getuige was aangezegd. Immers in de dagvaarding d.d. 5 september 2012 is deze getuige genoemd en als productie 8 bij de dagvaarding is een verklaring van G. overgelegd. Verweerder heeft G. zonder overleg met klager of zijn gemachtigde als getuige schriftelijk en telefonisch benaderd. Evenmin heeft verweerder met de deken overlegd. Vervolgens heeft verweerder een voorgekookte getuigenverklaring naar G. gestuurd met het verzoek die te ondertekenen en aan verweerder te retourneren.

De gemachtigde van klager heeft G. meegenomen naar de zitting van 13 september 2012 om als getuige te worden gehoord door de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft daarvan afgezien. Bij de ontmoeting met G. vóór de zitting heeft G de gemachtigde van klager meegedeeld dat hij inderdaad gebeld was door verweerder omdat verweerder wilde dat G. als getuige iets anders zou verklaren dan hij reeds in de schriftelijke verklaring had gedaan.

 

4    VERWEER

4.1    Aan de beslissing om contact op te nemen met G. is een zorgvuldige belangenafweging voorafgegaan. Het desbetreffende dossier bevat talrijke valselijk opgemaakte stukken. De cliënt van verweerder twijfelde ernstig aan de juistheid van de schriftelijke verklaring van G. van 1 november 2010. Het was de inschatting van de cliënt van verweerder dat de verklaring tot de vervalste stukken behoorde. Om zulks te verifiëren heeft verweerder op 29 augustus 2012 telefonisch contact opgenomen met G. Op dat moment was er nog geen procedure aanhangig; evenmin was G. door de wederpartij aangezegd als getuige. Er was voor verweerder geen aanleiding te veronderstellen dat G. een getuige van de wederpartij was. Het desbetreffende document, de ‘getuigenverklaring’ dateert van bijna twee jaar daarvoor, namelijk 1 november 2010. De verklaring van G. dat hij bereid was zijn verklaring in de rechtszaal af te leggen, is algemeen gesteld, dus had G. ook op verzoek van de cliënt van verweerder als getuige kunnen worden gehoord. Verweerder heeft de verklaring van G. op schrift gesteld en ter ondertekening aan G. aangeboden. Hij heeft daarbij G. niet onder druk gezet of hem woorden in de mond gelegd.

4.2    Ten aanzien van de gestelde overtreding van Gedragsregel 16 lid 1 heeft verweerder aangevoerd dat van een door klager aangezegde getuige geen sprake was noch van een getuige die ‘kennelijk’ door klager zou worden aangezegd. Verweerder is dan ook van mening dat er geen overtreding van genoemde Gedragsregel heeft plaatsgevonden noch van de Advocatenwet.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat de verklaring van G. dateert van 1 november 2010. De procedure waarin G. mogelijkerwijs als getuige zou optreden is eerst aanhangig gemaakt op 13 september 2012. Gedragsregel 16 lid 1 ziet op de situatie dat een procespartij concreet getuigen heeft aangeboden en de rechter een bewijsopdracht heeft gegeven om getuigen te doen horen maar de desbetreffende procespartij de aangeboden getuigen nog niet heeft opgeroepen. Pas in die fase kan worden gesproken van een situatie waarin de desbetreffende procespartij de getuige kennelijk zou aanzeggen.  In het onderhavige geval was, toen verweerder de mogelijke getuige benaderde, zelfs nog geen sprake van een procedure. Derhalve stond het verweerder vrij om met de mogelijke getuige contact op te nemen. De klacht is dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2015.

 

griffier                                           voorzitter